Uw bijdrage maakt het verschil!

Wij kunnen ons werk doen dankzij gulle donaties van fondsen en particulieren. Vindt u ons werk belangrijk voor de Nederlandse samenleving? Word dan ook donateur van de Stichting. Meer informatie
#Interviews

In Beeld: Adelheid Roosen

Ineke Koedam, initiatiefnemer Landelijk Expertisecentrum Sterven

12 december 2016

11 minuten lees tijd

In Beeld: Adelheid Roosen

Een openhartig en persoonlijk interview met Adelheid Roosen, artistiek leider van theatergroep Zina & Adelheid | Female Economy en lid van het Comité van Aanbeveling van het Landelijk Expertisecentrum Sterven. Sterven en dood spelen een belangrijke rol in haar theaterproducties. Ineke Koedam sprak met Adelheid over haar onderzoekende tocht door het leven, over innerlijke verlegenheid, zachtmoedigheid en radicale intimiteit.

Wat is jouw eerste belangrijke, persoonlijke ervaring met sterven en hoe heeft dat jouw visie op sterven en dood bepaald?

Ik was een jaar of vijf of zes toen mijn grootvader, de vader van mijn moeder, overleed. Mijn moeder en mijn grootvader waren gebrouilleerd. Ik herinner me dat we op weg waren naar mijn grootvader. Mijn vader is drie keer onderweg gestopt om bij een pompstation te bellen en om mijn moeder stap voor stap op de hoogte te brengen van de situatie. Hij begeleidde haar naar het moment toe dat hij moest zeggen dat haar vader dood was. Toen al vermoedde ik iets heel edelmoedigs in mijn vader. Later heb ik begrepen dat mijn grootvader al dood was. Nu ik er aan terugdenk waren het eigenlijk  twee dingen. Het omgaan met die dood: hoe fantastisch mijn vader dat stap voor stap aan mijn moeder, die daar zo zenuwachtig over was, overbracht. En direct daarna de imprint van mijn grootvader die dood was. We werden als kinderen de slaapkamer ingeschoven om bij opa te kijken. Dan sta je dus op ooghoogte naast een dood gezicht. Ik weet nog dat ik ’s avonds steeds tegen mijn vader zei dat ik het zo vreemd vond dat het helemaal opa was en tegelijkertijd de shock dat daar een dood iemand lag. Dat was een imprint: ‘dit is opa’ maar ook ´dit is de dood´.

Dat was mijn eerste ervaring en daarin is mijn vader heel belangrijk geweest. En het schiet me nu te binnen dat mijn vader, toen ik nog niet geboren was, een heel erg zwaar motorongeluk heeft gehad. Zijn moeder heeft wel eens op een serene manier gezegd: dat Theo nog leeft is voor mij mijn hele leven een wonder geweest want wij hebben hem met mes en vork van de straat gehaald. Zijn broer die meteen naar het ziekenhuis ging, herkende hem zelfs niet. Zo gewond was m’n vader. Het beeld van mijn vader, een man met een manke poot zoals hij dat noemde,  is voor mij totaal normaal. Hij hinkte omdat hij allemaal metalen spullen in zijn been en lichaam had. Mijn vader was er altijd héél erg kalm over als hij weer eens geopereerd moest worden. Hij had altijd iets lichts, iets zachtmoedigs als hij daarover sprak, terwijl ze hem in een lijkenkamertje hadden gezet om zijn laatste adem uit te blazen. Hij zei altijd: ik denk dat ik doordat ze me met rust lieten, ben blijven ademhalen. Daardoor ben ik er. Hij had altijd iets heel liefs. Er was geen angst. Een soort geluk. Een soort zacht geluk als hij vertelde; ´ik ben er nog´.

Als we de stap maken naar jouw werk dan hebben sterven en dood een belangrijke plek in jouw projecten als theatermaker. Waar komt dat vandaan?

Ik denk dat ik nog steeds aan het onderzoeken ben hoe het komt dat wij ons als mens eigenlijk afschermen van het leven. Er zit iets rigides aan hoe weinig wij in het leven durven te stappen. Dat zou te maken kunnen hebben, en dat zeggen filosofen ook, dat de basis van alle angst een doodsangst is. Terwijl we allemaal dood gaan. Ook in communicatie lijkt het steeds of we ons niet overgeven aan elkaar. De weg naar de dood en naar elkaar nemen we hortend en stotend en soms ontkennend. Ik denk altijd, je hoeft het toch niet eens te zijn om elkaar te ontmoeten. Waarom zoeken we, zo diepgeworteld in ons, gelijkgestemdheid alsof we anders bij wijze van spreken niet bevriend met iemand kunnen zijn. Dat heb ik eigenlijk nooit gehad. In het ‘het niet eens zijn’ zit voor mij de nieuwsgierigheid  van een nieuw perspectief. En zo onderzoek  ik ook in het leven de dood. Of het nu de Alzheimer van mijn moeder is of dat ik buddy was van Jan Mesdag toen ik eind 20 was. Jan Mesdag was de eerste aidspatiënt in Nederland die daar openlijk voor uit kwam. Hij was mijn buurman en vroeg of ik zijn buddy wilde zijn. Dat proces duurde 8 maanden, hij stierf bij ons in huis. Thuis dus. Dat was ook zo’n proces.

Die zoektocht in jouw leven geef je vorm in jouw theater producties?

Ja, ik geef het autobiografische vorm. De vragen die ik heb. Bij het thema sterven ging  het om het ontbreken van woorden als we iets willen doen voor iemand die sterft. Het lijkt in ons niet ontwikkeld. Alsof we daar ongetraind in zijn. Je kunt tegen een stervende zeggen: ‘ik weet niet wat ik moet zeggen’, dat is al een start, maar je wilt niet omgaan met die innerlijke verlegenheid, je voelt je klungelig en dan vermijd je de dood of het sterven.

En wat jij wil in jouw projecten is bij die innerlijke verlegenheid kunnen blijven?

Exact. En als je vraagt hoe mijn eerste ervaring met sterven, mijn visie op sterven en dood heeft bepaald, dan zou het heel goed de zachtmoedigheid kunnen zijn waarmee mijn vader over zijn bijna dood heeft gesproken.

Wat wil je bereiken met jouw projecten?

Ik vind het een hele fijne reis om door het leven heen steeds op een zachtmoedige wijze tegen mensen te zeggen: kom geef me je hand dan neem ik je een eindje mee op mijn weg of ik loop mee op jouw weg omdat ik er bijna van overtuigd ben dat je het wel kunt. Zoals wij onszelf allemaal in leven kunnen houden, zo weet ik zeker dat wij ook het vermogen hebben, en dat we weten, hoe te sterven. We kunnen dat trainen. Je gaat bijvoorbeeld naar de sportschool en je traint je spieren. Wat is het resultaat? Je spieren worden sterker. Je weet dat oefening kunst baart. Zo heb ik ook 60 keer mijn knieën kapot gevallen, maar toen kon ik fietsen. Je hart is ook een spier, wat is het toch in ons dat we het niet aangaan. Dat we het vermijden. We kunnen het oefenen en trainen en in onszelf ontwikkelen.

Heeft jouw opgedane ‘kennis’ door je projecten,  je anders in het leven laten staan?

Ja. Dat denk ik wel. Dat gaat ongemerkt. Het is hetzelfde als naar de sportschool gaan, laten we dat voorbeeld nemen, al ga ik zelf nooit naar de sprotschool, haha. Als je eenmaal op de sportschool zit dan kan je twee jaar later niet beschrijven wanneer je bent gaan ervaren dat je sterker werd. Op een dag zegt iemand wow, wat zie jij er gespierd uit. Dat gaat ongemerkt. Dat voel ik heel erg bij mijzelf maar ook bij onze theatergroep Zina. We maken voorstellingen en ontwikkelen projecten, vanuit de adoptie methodiek die ook ten grondslag ligt aan de WijkSafari. Dan laten we ons twee weken adopteren en wonen bij wildvreemde mensen in huis. We trainen eigenlijk een standvastigheid in onze verlegenheid. Dus het wordt gewoon en je wordt steeds minder nerveus en minder angstig om het niet-wetende deel van jou zelf,  dat verlegen deel of het schaamtedeel, in te brengen. Door het naar buiten te brengen en neer te leggen en te denken oh, er gebeurt eigenlijk niks met mij. Ik ben hartstikke verlegen of ik ben een beetje gegeneerd of ik weet niet zo goed hoe met de situatie om te gaan. Maar het is prima.

Je bent steeds meer in staat om bij je verlegenheid of het niet-weten te blijven en er op je gemak mee te voelen?

Exact. Absoluut op je gemak, ja dat is het.

Heb jij iets geleerd van Leonoor, jouw vriendin die ongeneeslijk ziek was en die we zien in de film Brozer?

Absolutamento! Dat is waar we het nu over hebben, een volgende stap in die verlegenheid. Ik weet nog in die beginperiode dat Leonoor in zachte dekens op de bank zat. De opnames waren net van start. Ze was al mager en er stak een knokige knie uit de deken. Toen richtte ze haar ogen op mij en die trok ze ook weer terug en toen keek ze me opnieuw aan, een beetje koortsig en toen zei ze: ‘Roos je gaat me wel het volle pond geven toch? je gaat me niet ontzien toch? Mijn energie gaat afnemen dus weet dat ik afhankelijk ben van jou. Ik ben nog steeds strijdvaardig maar ik heb gewoon minder fysieke kracht. Dus, zei ze, ben een paard dan kan ik op je rug springen want jij hebt de vurigheid. Ik heb jouw fysieke kracht nodig en als jij me niet ontziet en meeneemt in die film, dat battle field op, dan kan ik er zijn. Er is nog veel mentale kracht in mij en die wil ik kunnen uiten’. En Marnie, in de film, deed dat op een ander gebied. Zij heeft kinderen en ik niet, en daar vond Leonoor wat ze nodig had als ze zich moest ontspannen, een zachtere pyjama aan wilde, last van haar huid had of plantjes wilde naast haar bed. Die hele zachte kant is Marnie gaan doen. En Lieneke was gefascineerd door het medische proces. En zij ging elke keer mee naar de dokter, ziekenhuis in en uit.

Jullie hadden alle drie een eigen taak.

Ja en dat kristalliseerde zich in de film uit en dat proces van die uitkristallisatie is eigenlijk een onderdeel geworden van de film. Die hadden we bij de start van de filmopnames toen we gingen draaien helemaal nog niet.

Hoe waardevol kan een stervensproces zijn? voor de stervende en voor nabestaanden? Is het waardevol?

Oh, ik vind het zo waardevol, ik ben elke keer echt dankbaar als iemand mij toelaat in de intimiteit van het sterven. Ik ben echt dankbaar. Het spiegelt iets héél waardevols. Maar het spiegelt ook de grote waarde van, heel puur, de realisatie dat aan het leven de dood zit, of eigenlijk dat het leven een heel traag sterfproces is. Het heeft ook te maken met het durven overgeven. Ik zie het leven eigenlijk, in de spirituele zin van het woord, als het mooiste speelgoed wat je in handen kunt krijgen. Mij bevreemdt het nog immer dat als we kind zijn, dat heel natuurlijk gaat; je groeit door de blokkendoos heen en dan groei je door de poppen heen en dan groei je door de lego heen. We laten het met een groot gemak los. En daarna als we volwassen zijn willen we alles behouden. We stoppen veel energie in verzamelen, in behoud en consolideren. Dat staat voor mij haaks op sterven. Je kunt ook leren dat iets niet meer bij je leeftijd past of bij een fase. Zo kun je ook gaan werken aan je opvolging. Dat doen we nooit vanuit een humaan standpunt maar altijd vanuit economische druk. Toch zijn loslaten – en daardoor makkelijker dingen kunnen delen – weggeven, verliezen en opstaan van plekken, allemaal onderdelen van het sterven tijdens het leven. Ik heb het idee dat als we dat trainen, je jezelf daar heel veel mee geeft. Anders zit je in een frictie, je blijft iets doen wat niet meer past omdat je het wilt behouden, niet wilt veranderen.

Hoe kijk je naar ‘angst’ in relatie tot sterven?

Ik voel niet zo zeer angst. Ik ervaar het ook als iets zachts. Soms verbeeld ik me dat ik wordt aangereden en met een klap op het asfalt terecht komt. Zo’n heel heftig gevoel dat de adrenaline door je heen spuit. Maar daarbinnen, in het oog van de orkaan, voel ik ook een kalmte.

Dat vind ik ook tof om met mijn studenten van de toneelschool te bespreken, om angst voor het spelen, op die speelvloer, recht aan te kijken. Want het is de angst voor spontaniteit. De angst om vol en totaal vitaal te existeren. Dus zeg ik, kom ga die speelvloer op. Dan zie je vaak iemand dichtklappen. Bijna alsof je iemand zich ziet herinneren hoe het kind in hem was vroeger, die vreugde om iets ‘zomaar’ te doen, en dan verschijnt de ‘volwassen’ stem in zijn hoofd, en die beheerst die impuls. En dood is de spontaniteit. Die angst, en dan moet je toch. Ik laat je gewoon niet gaan. Ik ben er bij. Ik ga zorgen dat je die stap gaat nemen anders is die verlamming je altijd te snel af.

Bij de film ‘Mam’ die ik over mijn moeder met Alzheimer maakte, vraagt publiek vaak over de angst om niet meer door haar herkend te worden. Dan vertel ik dat ik  het moment dat mijn moeder mijn naam niet meer wist oprecht niet bewust heb meegemaakt. Ik was al zo dicht bij haar. Ik was er niet mee bezig of ze mij herkende. Ik herkende haar en dat was genoeg. Daar was ik aan voorbij. Het is denk ik wel een pad en als je het niet traint, lijkt het als een berg.

Heb je een boodschap in dit kader voor mensen?

Ik voel niets bij het woord boodschap. Ik heb eerder iets van als je je aangetrokken voelt tot mensen, ideeën, installaties, architectuur, of alles wat er in de openbare ruimte te bezoeken valt, ga er dan op af. Het is een echo van iets in je zelf. De keus is altijd aan jou om het waar te nemen. Neem je die focus of neem je die niet.

Je creëert een soort van uitnodigende ruimte en mensen zijn vrij om daar op mee te resoneren of niet?

Dat is keigoed geformuleerd. Ja, die ruimte dat is precies voor mij wat de ontvangst van een voorstelling is. Er is zoveel ruimte tussen ons en in ons. En die ruimte is een speelveld. Die als zodanig te benutten,  is de omkering, een andere beweging. Een boodschap is meer een soort kerk.

Hoe kijk je aan tegen ons initiatief, onze stichting het Landelijk Expertisecentrum Sterven?

Dat juich ik natuurlijk toe. Tot in mijn botten. In ons eerste contact over de stichting dacht ik al: jullie lijn en die van mij liggen voor mijn gevoel letterlijk in elkaars verlengde. Daar kan je elkaar bijna niet in verliezen. Ik vind dat zo fijn. Ik leg dingen in de openbare ruimte neer, en dat is wat jij ook doet, en als mensen iets in zich zelf voelen van een echo tot dit onderwerp dan kunnen ze daar naar toe. Het speelveld om verlegen dingen, en dingen die je nog niet kunt, te trainen .

Wil je nog iets toevoegen wat nog niet gezegd is, wil je nog iets kwijt?

Ja eigenlijk heb ik nog twee woorden die ik in deze tijd en voor deze processen geweldig vind. Dat is ‘radicaal intiem’. Het woord radicaal brengt momenteel meteen de associatie van geweld met zich mee. Maar het is maar wie het woord claimt want het woord is vrij dus ik heb het woord teruggepakt. Radicaal, fundamenteel intiem kunnen zijn,  is iets anders dan jou radicaal fundamenteel willen bezetten.

Ik moet denken aan de film Brozer; die is ‘radicaal intiem’. Deze woorden karakteriseren dat mooi.

Ik denk omdat wij oprecht, dat kunnen mensen soms niet geloven, geen script, geen afspraken hadden. Wij hebben tegen elkaar gezegd we slaan de handen ineen en we gaan twee dagen per maand filmen. Wat wil je met Noor doen en wat wil Noor met ons doen, en dat was in het niet-weten stappen. Dus wij hebben werkelijk de chaos toegelaten. En dat was ook heftig. Dat was het ‘radicaal intieme’.

Bezoek voor het werk van Adelheid Roosen haar website.

 

Schrijf u in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte.