Een eenzame monnik kreeg eens bezoek van een groep mensen. Nieuwsgierig vroegen ze hem wat voor nut het leven in stilte had.
De monnik, die net een emmer water uit een bron omhoog haalde, zei: ‘Kijk eens in de bron. Wat zien jullie?’ De mensen tuurden naar het water en zeiden: ‘We zien helemaal niets.’
Wat later herhaalde de monnik zijn vraag. ‘Kijk nog eens. Wat zien jullie nu?’ De mensen bogen zich over de rand. ‘Wij kunnen in de weerspiegeling onszelf zien!’
‘Juist’ zei de monnik. ‘Eerst was het water onrustig en zagen jullie niets. Stilte zorgt ervoor dat je jezelf kunt zien.’
Wat later zei de monnik weer: ‘Kijk nu nog een keer in de bron. Wat zien jullie nu?’ De mensen keken en riepen uit: ‘Nu zien we de stenen op de bodem van de bron!’
‘Juist’ beaamde de monnik, ‘als je maar lang genoeg wacht en opgaat in de stilte, kun je de grond van alles aanschouwen’.