In het christelijk geloof hangt het geloof in leven na de dood volkomen samen met het geloof in Jezus Christus. Wie hem volgt, leeft, sterft en verrijst zoals hij. In de geloofsbelijdenis vind je vijf sleutels om het christelijk geloof in het leven na de dood te verstaan.
Hij (Jezus) werd voor ons gekruisigd. Hij heeft geleden onder Pontius Pilatus en is begraven. Jezus is dus echt gestorven en begraven. De idee dat God zelf in Jezus lijdt en sterft, staat centraal in het christelijk geloof. Je vindt dat in geen enkele andere religie terug.
Hij is verrezen op de derde dag, volgens de Schriften: de dood is overwonnen door de verrijzenis van Jezus.
‘Hij is opgevaren ten hemel en zit aan de rechterhand van de Vader’ daarom is Jezus nu bij de Vader.
‘Hij zal wederkomen in heerlijkheid om te oordelen levenden en doden en aan Zijn rijk komt geen einde.’ Het oordeel dat we ook in de andere godsdiensten vinden, wordt hier door Christus uitgesproken. Daarin geldt: ‘Wat je aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, heb je ook aan mij gedaan.’
‘Ik verwacht de opstanding van de doden en het leven van het komend rijk’: christenen geloven in de verrijzenis van het lichaam. Het aardse lichaam zal worden herschapen tot een hemels lichaam en het komende rijk is een ‘gemeenschap van heiligen’. Er is dus een combinatie van individueel en collectief voortbestaan.