Euthanasie is levensbeëindigend handelen door een arts, op verzoek van de zieke. Nederland is één van de weinige landen ter wereld waarin een arts door middel van euthanasie het leven van een persoon die ziek is, straffeloos mag beëindigen.
Bij euthanasie dient een arts dodelijke middelen toe. De zieke sterft er vrijwel onmiddellijk door. Euthanasie komt tegenwoordig voor bij zo’n 4% van de sterfbedden; een ruime verdubbeling in vergelijking met bijvoorbeeld 2009 (zie tabel onderaan de pagina).
De arts moet zich aan een aantal voorwaarden houden om zonder strafvervolging euthanasie te kunnen toepassen. De voorwaarden staan in de Euthanasiewet. De voorwaarden zijn:
Zieken kunnen hun arts om euthanasie vragen, maar er bestaat geen recht op euthanasie. Ook als er een ondertekende euthanasieverklaring bestaat, is er nog geen recht op euthanasie. Met andere woorden: de arts kan de euthanasievraag altijd naast zich neer leggen. Het is alleen daarom al verstandig om in een vroeg stadium met de arts over euthanasie te praten, in het geval u euthanasie voor uzelf een mogelijke optie vindt.
Zieken kunnen een arts ook om hulp bij zelfdoding vragen. Bij hulp bij zelfdoding gelden dezelfde voorwaarden als bij euthanasie. Het verschil zit in de uitvoering. Dient de arts bij euthanasie de dodelijke middelen toe, bij hulp bij zelfdoding doet de patiënt dat zelf. In de praktijk betekent dit vaak dat hij een drankje inneemt.
Vincent; “Tijdens de euthanasie heb ik naast mijn vader gezeten en zijn hand vastgehouden. Ik twijfel er niet aan dat hij vredig is gestorven. In zijn hand voelde ik geen spanning. Hij was er klaar voor, hij wilde het graag, voelde geen moment aarzeling. Dit was zijn laatste wens en dit was het laatste dat we voor hem konden doen.”
2016 | 6091 |
2015 | 5516 |
2014 | 5306 |
2013 | 4829 |
2012 | 4188 |
2011 | 3695 |
2010 | 3136 |
2009 | 2636 |
In 80% van de situaties wordt de euthanasie uitgevoerd door een huisarts. In overige situaties is een medisch specialist van een ziekenhuis of specialist ouderengeneeskunde van een verpleeghuis of hospice betrokken.
De Euthanasiewet (voluit: Wet Toetsing Levensbeëindiging op verzoek) bestaat sinds 2001. Tot voor kort werd euthanasie bijna uitsluitend toegepast op mensen met een lichamelijke ziekte, zoals kanker, longaandoeningen of hart- en vaataandoeningen. Onder druk van de maatschappelijke discussie over euthanasie, komen sinds enkele jaren ook andere patiëntencategorieën voor euthanasie in aanmerking. Het gaat met name om drie groepen: mensen met dementie, mensen met een psychiatrische ziekte en mensen die hun leven als ‘voltooid’ achten. Daarbij moet sprake zijn van uitzichtloos en ondraaglijk lijden op grond van een medische diagnose. D66 maakte een wetsvoorstel om dit te veranderen voor mensen vanaf 75 jaar. Dit voorstel is nog niet ingediend.
In 2016 vond euthanasie 141 keer plaats bij mensen met dementie. Bij mensen met een psychiatrische ziekte 60 keer. Hoe vaak euthanasie werd uitgevoerd bij mensen die hun leven ‘voltooid’ achten is niet precies bekend. Duidelijk is wel dat artsen, meer dan tien jaar geleden, open staan voor verzoeken om euthanasie van mensen met een niet-lichamelijke ziekte.