Vroeger waren wetenschap en religie één. De wetenschap heeft zich echter verengd en is sceptisch als het gaat om zaken die niet empirisch bewezen kunnen worden. Alles wat we niet kunnen verklaren of uitleggen noemen we een wonder maar er was een tijd waarin we, om met de woorden van Rainer Maria Rilke te spreken, het vreemdste en onverklaarbaarste gewoon onder ogen zagen.
Dat, zo schrijft Rilke, is uiteindelijk de enige moed die van ons wordt gevraagd:
Dat we de moed hebben om het vreemdste, eigenaardigste en onverklaarbaarste dat we tegen kunnen komen, onder ogen te zien.
Dat de mensheid in dit opzicht laf is geweest, heeft het leven oneindig geschaad; de ervaringen die visioenen worden genoemd, de hele zogeheten ‘geesteswereld’, dood, al die dingen die ons zo na zijn, zijn, door ze dag in dag uit te ontwijken zo verdrongen uit het leven, dat de zintuigen waarmee we ze hadden kunnen bevatten, afgestompt zijn. Om nog maar te zwijgen van God.
Rainer Maria Rilke