En ik dobber nog even….
De nationale dag Aandacht voor Sterven in Soesterberg. Een oude vliegbasis als start- en eindpunt van een wandeling. De sfeer van de Koude Oorlog is overal nog te zien. Shelters, bunkers, vlakten waar ooit vliegtuigen landden. Hier en daar een tentoongesteld vliegtuig. Wat een treffende analogie met de wapens waarmee wij leren de dood tegemoet te treden: als een vijand voor wie je op je hoede moet zijn. Diagnostische instrumenten, therapieën, data om het verloop van ziekten te voorspellen.
Maar in onze wandeling zal de natuur het overnemen. Als je eenmaal uit de militaire sfeer stapt, kom je in een lieflijk natuurgebied. De kringloop van leven is overal zichtbaar, in de gestalte van oude bomen, verdorde bladeren, resten van paddenstoelen en jong blad, fris jong blad. We wandelen er in mei, op het hoogtepunt van het voorjaar.
Verschillende bezinningsmomenten vergezellen ons onderweg.
Waar we beginnen, in een shelter die voorheen gebruikt werd als munitiedepot, is koffie, welkom, kennismaking en herkenning. We warmen op. Singer Songwriter Iris Siemons zingt een lied dat zij speciaal voor het Landelijk Expertisecentrum Sterven componeerde aan de piano, met de warme begeleiding van de cello:
Met jou in dit moment
Voordat ik meega op de wind
Met volle zeilen.
Laat me maar gaan mijn kind,
Laat me rustig verdwijnen.
Dus ik maak het anker los
ik maak het anker los,
En ik dobber nog even….
Ze brengt ons in de mijmerstemming om op weg te gaan en de overgang in het landschap te ervaren.
Wat is het vliegveld plat. Alles kaalgeschoren voor een veilige landing. En toch, vertelt Klaas van Heeringen, de beheerder van het gebied, zit het vol veldleeuweriken. We kunnen ze horen. Nu er geen gebrom van vliegtuigen meer klinkt, nemen zij de overhand.
De groep losse mensen wordt een groep die wandelt, mijmert en praat. Flarden gesprekken over verliezen, waardering, verzoening met de gang van het leven waaien over de vallei. In een huisje aan de rand van de vallei wachten twee studentes van het conservatorium in Amsterdam, Mirna Ackers en Agnese Lecchi op ons om met twee dwarsfluiten onze stemming te verdiepen. IJle klanken waaieren over ons uit, de zon werpt muntjes licht om de fluitistes heen en in de verte blaten schapen.
Aan de andere kant van de vallei wandelen we terug. Het gaat nu bergafwaarts, langs dode bomen en levende bloemen, fris gras en overal de zon die door de bladeren schittert. Een kleine salamander schiet weg door de bladeren. Als pelgrims laten we steentjes achter op een plek in het landschap die ons aanspreekt. Een steenmannetje aan het eind van de vallei herinnert aan de gedachten die we deelden.
Terug bij de shelter is er verfrissing en een laatste verdieping. Leo Fijen, programmamaker voor KRO-NCRV en lid van het Comité van Aanbeveling van het van expertisecentrum, vertelt over de waarde van fysiek contact, het dragen van mensen die bijna sterven. Om ze letterlijk te laten voelen dat ze gedragen worden. En over de kracht van de natuur die kan troosten: een groter geheel dat verdriet kan dragen. Zoals de wind door de bomen die jouw verdriet over het sterven van een geliefde persoon mee kan nemen. In het diepste donker van machteloosheid wachten op het licht, de verlossing, de overgave. Sterven is wachten tot het licht doorbreekt.
De bries rimpelt de blaadjes in de bomen. De zon verwarmt het beton voor de shelter. Het licht breekt aan alle kanten door.
Wandelend en sprekend verkenden we leven en sterven. Even waren we pelgrims in een symbolisch landschap.