Wat hebben stervenden nodig? Wat hebben wij nodig wanneer wij sterven?
Als antwoord op de vraag bij welke innerlijke houding vanuit de omgeving de stervende mens gebaat is, deelt Ruth Cooiman met ons haar theorie ‘V.E.R.T.R.O.U.W.E.N.’. Deze is ontstaan uit haar visie op en ervaring uit de hospicepraktijk en bestaat uit tien steekwoorden. Vandaag gaat het over ritme.
‘Ritme beleven we als heilzaam. Als klein kind werden we gewiegd om ons rustig te krijgen. Evenzo ervaren terminale patiënten het als een weldaad wanneer ze de zogenaamde ‘uitwendige therapie’ aangeboden krijgen. Deze vorm van verpleegkundige zorg wordt onderwezen bij speciale opleidingen die op antroposofische grondslag zijn ontwikkeld.
Bij de uitwendige therapie wordt van buitenaf een proces van binnenuit in beweging gebracht. Door ritmische aanraking van de huid worden de fijne waarnemingsprocessen aangesproken die weer in gevoelige verbinding staan met de dieperliggende organen en weefsels. Hiertoe worden etherische oliën, kruiden en zalven gebruikt. Uitwendige therapie wint aan kracht als zij herhaald wordt aangeboden, bijvoorbeeld twee maal per week. Zij kan op verschillende manieren toegepast worden: met wikkels, kompressen, applicaties, zalflappen, ritmische inwrijvingen en badtherapie. In het geval van de stervende mens zijn vooral de zalflappen en de ritmische inwrijvingen aan te bevelen. Een voorbeeld van een zalflap is de goud-lavendel-rozen-zalflap die op het hart wordt aangebracht. Hij wordt gebruikt bij mensen die angstig en uit hun evenwicht zijn. Het gaat niet zozeer om direct effect te hebben en resultaten te zien maar om een gevoel van geborgenheid en welbehagen te bewerkstelligen. Het wordt ervaren als ondersteuning in het proces van overgave. Daarom is de sfeer in de kamer stil, wordt er weinig gesproken en is de verlichting aangepast waardoor de zieke bij zichzelf kan blijven. Familieleden kunnen er rustig bij blijven, maar vaker gebeurt het dat zij zich als vanzelf terugtrekken, wat in de gegeven omstandigheden bijzonder te noemen is. Essentieel in deze aanraking is het ritme in het gebaar. Ritme komt van het Griekse woord ‘rythmos’. Rythmos betekent: orde in tijd, die tussen twee of meer verschijnselen verband legt. Ritme is niet zozeer een herhaling maar eerder een vernieuwing van het gebaar.
Omdat de stervende veelal bedlegerig is, is er vooral veel aandacht voor de benen en voeten. De benen en voeten die de mens het hele leven door gedragen hebben en die nu door de ziekte ongebruikt zijn. Door stroming aan te brengen in de onderste extremiteiten van het lichaam door middel van de ritmische inwrijving worden de benen uit de zwaarte getild. Dat geeft letterlijk een verlichtend effect. Na de behandeling volgt een rustperiode van minstens een half uur, zodat het lichaam het aangebodene in zich op kan nemen. Het kan heel waardevol zijn om met een passend gedicht of een verhaal de behandeling af te ronden. Deze vorm van uitwendige therapie werkt mee aan het proces van overgave.’
Volgende week kunt u lezen wat Ruth te zeggen heeft over ‘overgave’ in de zorg voor stervenden.
Ruth Cooiman is een regulier opgeleide verpleegkundige in de zorg voor stervenden, die verpleegkundige antroposofische zorg is geworden door opleidingen te doen waarbij zij leerde de Uitwendige Therapie in het verplegen te betrekken.