Met een groep studenten verpleegkunde dacht ik na over het veel gehoorde gezegde: de patiënt staat centraal. Het staat ook in veel folders: ‘bij ons staat de patiënt centraal’. Ook in de zorg voor mensen die gaan sterven wordt veel gezegd: de gast, de klant staat centraal. Ik zat met deze groep studenten in een kleine collegezaal die er uit zag als een kleine bioscoop. Ik nam een stoel en zette die op de vloer beneden. Ik vroeg aan iemand: ’Als ik jou zou vragen om hier te gaan zitten….’. Ik meende aan het gezicht te zien dat ze blij was dat het niet echt hoefde. ‘Hoe zou dat voelen?’ vroeg ik. ‘Dan zit je wel erg in het middelpunt’, zei ze. ‘Alle ogen zijn op je gericht.’ Of ze dat als prettig zou ervaren was niet duidelijk.
Ik vertelde van een man die hulp nodig had maar zijn vrouw wilde er steeds bij zijn en had ook steeds opmerkingen. Op een dag vroeg een verpleegkundige hoe het voor haar was dat ze nu haar man niet meer zelf hielp met wassen en aankleden. De vrouw zei dat ze dat moeilijk kon verdagen. Ze vertelde dat zij thuis altijd het middelpunt was en toen haar man ziek werd kreeg hij steeds meer en zij steeds minder aandacht. Nu er ook nog een ‘vreemde’ aan huis kwam voelde ze zich steeds meer opzijgezet. Je zou kunnen zeggen dat er een crisis in de aandachtshuishouding was opgetreden. Ik noem aandacht een huishouding met allerlei rollen en taken. Meestal ben je je hiervan niet zo bewust maar dat wordt anders als er iets ingrijpends gebeurt zoals ziekte. Ziekte kan werken als een stofzuiger. Zoals ook televisie of een mobiel kan werken als een stofzuiger die alles naar zich toetrekt. Het kan werken als een dekbed dat door onrustig dromen of iemand met wie je in één bed slaapt wordt weggetrokken. Je komt bloot te liggen en krijgt het koud. Ik ben iemand die veel droomt dus ik moet nogal eens mijn dekbed weer over me heen trekken. Omdat ik alleen leef krijg ik met niemand ruzie. Alleen een beetje met dat dekbed.
De vrouw uit het verhaal van de thuiszorgverpleegkundige was in de kou komen te staan. Zij leed meerdere verliezen toen haar man steeds meer in het middelpunt kwam te staan. Deze verpleegkundige vroeg nu vaker ook aan deze vrouw: ‘Hoe was uw dag, hoe was uw nacht?’ Het verbeterde de samenwerking. Meerdere keren heb ik gehoord dat iemand niet wilde dat er gewaakt werd. ‘Ik wil niet te kijk liggen, ik wil niet dat ze zo naar mij zitten te staren als ik zelf niets meer kan zeggen’, zeiden enkelen. Iemand zei, ik heb altijd moeite gehad met het middelpunt zijn. Dat was al op verjaardagen zo. ‘Ik zei soms,’ zei een ander: ‘kijk niet zo naar me’. De filosofe Stine Jensen schrijft in haar boekje eerste liefde, dat ze schreef voor de maand van de spiritualiteit, dat aandacht een zaak van onderhandelen is. Je kunt ook zeggen dat het een zaak van aftasten is. In situaties van onmacht neigen we ertoe om letterlijk te dicht op iemand te gaan zitten. Te dicht op de huid. Dat kan verstikkend zijn. Het kan goed doen om iemand te vragen: mag ik hier zitten, is dit een goede plaats? Een jongere wier vader was gestorven vertelde dat ze zich gestoord had aan al die mensen die haar driemaal zoenden, haar omhelsden en vasthielden. Het voelde als omklemmen. ‘Ik wilde me vaak losrukken,’ zei ze. Alleen haar broer, een vriend, een vriendin en haar moeder mochten dat doen. Het was goedbedoeld maar de balans was te veel verstoord.
Ieder mens heeft een eigen aandachtsgeschiedenis en huishouding en niet het geven van aandacht is de kwestie, maar de juiste aandacht is de kwestie. Soms moet je juist iemand niet aanraken. Maar ook moet iemand soms leren aandacht te ontvangen. Ik hoorde van een familie in een hospice: ‘Het was een warm bad en we konden allemaal onszelf zijn’. Kennelijk was de juiste balans gevonden. Het was een compliment van de hele familie.
Ik denk dat we steeds meer relationeel moeten leren denken en doen en minder eenzijdig de patiënt centraal moeten stellen of wel de aandacht verdelen en zien wie er in de kou dreigt te komen. Ik besluit met een vraag: welke aandacht ervaart u als aangenaam en welke als storend? U hoeft niet te antwoorden.