Martha Mensink (92) over haar moeder:
Ik teken ervoor als ik sterf zoals zij: bij bewustzijn en vol vertrouwen
Het was 1981. Ik bezocht mijn moeder in het bejaardentehuis in een dorpje bij Utrecht. Vanuit Leiden was ze hiernaar toe verhuisd om dichter in de buurt van drie van haar vier kinderen te wonen. Hier heeft zij als stadse, gereformeerde vrouw vriendinnen gemaakt, vind je dat niet leuk? Het was een katholiek tehuis en al snel zei ze: ‘Die katholieken hebben altijd het lof.’ ‘Moeder,’ zei ik, ‘ga er gewoon bijzitten. Wat kan jou het schelen. Dan bid je toch op jouw manier.’ Ze vond de pastoor zo aardig, en haalde zelfs zijn merk sigaren in huis voor zijn wekelijkse bezoekjes op dinsdag.
Omdat ze meermalen aangaf niet lekker te zijn, stelde ik voor dat ze met mij meeging naar huis. Hier stemde ze graag mee in. In het weekend verbleef ze vaak bij ons.
Bij aankomst zei mijn man: ‘Oma, wat leuk, u bent er ook bij.’ En ik zag de ellende van haar afvallen. Ze wilde ons niet tot last zijn. ’s Nachts ben ik, heel gek, op de bank gaan liggen naast haar slaapkamer, omdat ik het niet helemaal vertrouwde. Ze riep ook geregeld. De maandag erna vroeg ik de huisarts te komen vanwege dit onbestemde gevoel. Hij signaleerde dat het misging, omdat ze haast niet meer plaste. Halsoverkop moest ik de familie bijeen roepen: haar einde kwam echt onverwachts. Tegen de dokter zei ze: ‘U bent net mijn kleinzoon.’ En dit was nog waar ook.
Ze bewoog haar lippen mee
Mijn zusje zorgde ervoor dat haar lievelingskind, mijn oudste broer, naast haar zat en haar hand vasthield. Eerst zat er een schoondochter op die plek. Zo leuk en doortastend vond ik dat. Ook regelde mijn zusje dat onze jongste broer die op de gang liep, zich weer bij haar voegde. Hij had net zijn vrouw verloren en kon het moeilijk opbrengen bij moeder aanwezig te zijn. ‘Hier komen,’ dirigeerde ze. Vervolgens heeft ze het Onze Vader hardop gereciteerd en Psalm 23 opgezegd. Moeder bewoog haar lippen mee. En zo is ze heel aartsvaderlijk gestorven. 88 jaar is ze geworden.
Wat is dat mooi gegaan, denk ik nog dikwijls. Het was zo gewoon. Zo doodgewoon. En die fijne zus van me, die dat gebed zo kon opzeggen en de boel bestierde. Voor ons was het een gegeven dat onze oudste broer een streepje voor had. ‘Als vader dit gezegd had, was het een ander verhaal geweest,’ zei mijn zus eens. ‘Je hebt gelijk,’ heb ik toen geantwoord. Wij waren vaderskindjes, al liet hij nooit enige voorkeur blijken. Moeder kwam ervoor uit, maar het kon ons niets schelen. En daarbij, ze was een leuke moeder en ze zei het niet elke dag. Het was gewoon zo.
Ik teken ervoor als ik zo sterf
Ik teken ervoor als ik sterf zoals zij: bij bewustzijn en vol vertrouwen. Mijn geheugen gaat per week achteruit. Het proces is begonnen. Het hoort erbij. Ik ga wat buiten de dingen staan, de wereld ontglipt me en dit vind ik heel wonderlijk. Het wordt daarom tijd dat ik doodga. Het gekke is dat ik bij het overlijden van mijn oudste broer, nu een jaar geleden, meer toe was aan de dood dan nu. Hij zei nog: ‘Maart, ga met me mee.’ Ik vind het zo raar dat de dood nu anders in mij leeft. Ik weet niet waar dit in zit, ben er met mezelf nog niet achter.
‘Wat verwacht ik, oh Heer?’ Deze tekst stond op de rouwkaart van mijn man. ‘Mijn hoop is op U,’ zei hij altijd. Wat verwacht ik? Het is ons beloofd, maar is het geen waan? Ik zal het zien. Toch ben ik ervan overtuigd dat er iets is, omdat niets verloren gaat. Zo wordt damp een waterdruppel. De ziel blijft bestaan, al weten we niet hoe. Ik ben enorm benieuwd hoe het laatste moment op aarde zal zijn. U heeft me op de wereld laten komen vol vertrouwen, denk ik vaak, en dan hoop ik zo ook te mogen gaan.
Lees ook de boekrecensie ‘Aan het sterfbed’.