Het is zondagochtend, ik heb weekenddienst en doe visite in het hospice. Het is vandaag Remembrance Sunday in Engeland en op de tv zie ik vlaggen en parades. Ik hoor trompetgeschal en om 11:00 uur zijn er twee minuten stilte. Ik realiseer mij dat het merendeel van mijn patiënten vandaag hier volgend jaar niet meer zullen zijn. Ik vraag me af hoe en door wie zij herinnerd zullen worden.
Van de tien bedden in het hospice zijn er op dit moment vijf bezet. Vier van de patiënten zijn relatief jong. Het zijn mannen en vrouwen die voor mijn gevoel dicht bij mij staan. Tot voor kort hadden ze werk, relaties, kinderen, hobby’s en levens die niet veel van de mijne verschilden. Het voelt alsof mijn patiënten steeds jonger worden maar ik realiseer me dat dit deels perceptie is en dat ikzelf ouder word. Hierdoor liggen de levens van mijzelf en mijn patiënten dichter bij elkaar. Ik merk dat dit de relatie tussen mijzelf en mijn patiënten verandert, dat er meer verbinding is. Dit geeft een andere laag aan mijn werk, een die niet per se ‘medisch’ van aard is maar meer ingaat op de menselijke ontmoeting.
Eén van de patiënten vandaag is een vrouw van 55. Tot vier weken terug vol in het leven en nog vijf dagen per week op de universiteit waar ze werkt. Ze voelde al wel dat haar lichaam niet meer de energie had van weleer. De trap oplopen ging moeilijk en als ze boven kwam, moest ze even gaan zitten om op adem te komen. Toen ze ook nog buikpijn kreeg en haar ontlasting veranderde, besloot ze naar de huisarts te gaan. Wat volgde was bloedprikken (forse bloedarmoede), CT-scans, een darmonderzoek en vier weken later een spoedoperatie vanwege een darmobstructie. De oorzaak bleek uitgezaaide darmkanker.
Nu is ze bij ons in het hospice om aan te sterken na haar operatie. Deze ochtend praten we lang over de onwaarschijnlijke twee maanden die ze achter de rug heeft en over hoe nu verder te leven. Later deze week volgt hopelijk de uitslag na haar operatie en wellicht een plan voor verdere behandeling. Ze hoopt op chemotherapie om de ziekte nog wat te remmen en meer tijd te hebben om te leven. Tegelijkertijd is ze realistisch en houdt ze rekening met de mogelijkheid dat ze te horen zal krijgen dat de kanker te ver is uitgezaaid en dat chemotherapie wellicht meer kwaad dan goed zal doen. Ze is pragmatisch, bijna academisch in haar benadering van de situatie.
We praten verder over wat haar kracht geeft en ze somt een bijna klassiek lijstje op: familie, huisdieren, natuur. In haar geval: haar ex-man en hun gezamenlijke dochter, de hond, haar nieuwe partner, haar tuin, de zee en het strand waar ze dagelijks loopt. Gisteren scheen de zon en zat ze een uur in de herfstzon in de tuin van het hospice, een dikke deken om haar heen geslagen. Ze keek naar de kleuren, hoorde de vogels en rook de herfstgeuren. Daarna kwam haar ex-man, samen met haar dochter én de hond. Die sprong op schoot en was niet meer weg te slaan die middag.
Ze vertelt me over haar ex-man van wie ze zes jaar geleden scheidde, maar op wie ze nog steeds gek is. Als ze over hem praat, lichten haar ogen op en begint ze te stralen. “Het was beter om niet meer samen te leven en onze eigen weg te gaan”, zegt ze. Maar nu het leven op scherp staat, voelt ze een enorme steun en is ze blij met zijn aanwezigheid in haar leven. Oud zeer, maar ook oude liefde, komt soms in een nieuw perspectief te staan als het leven op zijn kop wordt gezet, denk ik.
Toen iedereen vertrokken was en ze terug naar bed ging, was ze moe, vreselijk moe. Een dag later, terwijl we praten, is ze nog steeds verbaasd dat ze zó moe is van de alledaagse dingen: een douche nemen, in de tuin zitten, tijd doorbrengen met de familie. En dat terwijl acht weken terug alles nog ‘normaal’ leek te zijn. We praten nog even verder en dan wil ze graag slapen om bij te komen. Ik realiseer me dat het 10:30 uur in de ochtend is, dat ze pas net twee uur wakker is en toch nu alweer rust nodig heeft, en ik besef hoe verre van ‘normaal’ haar leven op dit moment is.
Ik ben geraakt door onze ontmoeting, door haar verhaal, door haar openheid tijdens ons gesprek, door haar pragmatisme en positiviteit. Later die dag peins ik nog wat na over deze ontmoeting en wat het nu precies was dat me raakte. Wellicht komt het doordat ik zelf sinds een paar maanden hondeneigenaar ben en ik daardoor een gelijkenis voel. Wellicht omdat ook ik mijzelf kan verliezen in de natuur, de buitenlucht, de seizoenen. Wellicht omdat haar leven in al zijn normaalheid zo veel op het mijne lijkt. Wellicht omdat ik ouder word en mijn eigen leven dichter naar dat van mijn patiënten toe kruipt.
Op de televisie is Remembrance Sunday inmiddels voorbij en één van de patiënten kijkt naar een kookprogramma. Voor even lijkt het leven weer ‘normaal’ op deze zondagochtend.