Het is vroeg in de ochtend. De eerste zonnestralen schijnen over het bos. Het is een adembenemend plaatje. En dan … de stilte… of toch niet? Als je goed luistert is er al iets wat vroeg uit de veren is. Het is Tim, het boomblaadje.
Vrolijk wast hij zijn bladnerven tot ze glimmen. Ziezo, dat is klaar en hij rekt zich behaaglijk uit. Zomer! Eindelijk! De zonnestralen zorgen ervoor dat zijn blad allerlei kleuren laat zien. Trots bekijkt hij zich van alle kanten. Hij is tevreden en blij dat hij zo’n mooi leven heeft. Dat was tot voor kort wel anders. Steeds benauwder kreeg hij het in zijn bladknopje. Totdat hij als het ware openbarstte. En kijk nu eens naar hem! Hij wappert vrolijk aan een boomtak en kan zijn geluk niet op.
Hij ziet…en dan wordt zijn gemijmer onderbroken door een vriendelijke stem. Even weet hij niet waar die vandaan komt. O, daar! Een paar takken verder zit een roodborstje met een dikke buik, een vriendelijk gezicht en een piepklein brilletje op zijn neus. Hoi, hoort hij zeggen “Ik ben Jaap, het roodborstje!” ”En jij moet Tim, het boomblaadje zijn, aangenaam, je ziet er prachtig uit met die mooie bladkleuren.” Tim glimt van trots en poetst zijn bladnerven nog eens extra op. Dan kucht het roodborstje een paar keer “ eh, eh” klinkt het. Tim kijkt op “…ja… zeg het maar.”
“Nou ja, je weet dat het gauw herfst wordt en je blad gaat verkleuren?” Tim verschiet van bladkleur: “Wat zeg je me nou, nee hoor, … dit is wie ik ben:” “Kijk eens naar mijn prachtige kleuren” en hij draait zich een paar keer rond in het zonlicht. Even is het roodborstje stil. Dan zegt hij: “Straks wordt het herfst en je zal het merken.” Maar Tim schudt zijn hoofd. Hij gelooft er niets van…, praatjes. Verdrietig wil het roodborstje wegvliegen maar dan draait hij zich toch nog om. “Je bent méér dan je kleuren Tim”. Maar Tim heeft zijn bladoogjes al dichtgedaan. Wat een vreemde eend is die Japie. Als hij even later door zijn bladoogjes gluurt ziet hij dat het roodborstje gelukkig weg is. Rare snuiter pff mijn blad blijft mooi. Daar zorgt hij zelf wel voor en hij poetst zijn blad nog eens extra op.
Een paar weken later wordt Tim wakker. Hij voelt zich een beetje vreemd en heeft het koud en………Oh, nee toch! Wat ziet hij nu? Van schrik kan hij zich nog net vasthouden aan de tak. Wacht… even zijn nerven poetsen. Wat is dat nu? Niets glimt meer!
Zijn bladkleuren zijn dof en blijven dof en de zon… nog een laatste poging met zijn laatste krachten… maar dan houdt hij zich niet meer. Hij dwarrelt door de luchten voor hij het weet valt hij met een bons op de koude grond in het bos.
Nog één blik werpend op zijn steeds vager wordende blad voelt hij zich steeds lichter worden en hij kan niet goed meer zien… en na een diepe zucht sluit hij zijn bladoogjes.
Even is er niets. Dan als vanzelf opent Tim zijn bladoogjes. Het is wat schemerig om hem heen… maar dan…. kijk! Een piepklein lichtje komt steeds dichterbij. Ziet hij dat goed? Hij kan een kreet niet onderdrukken… daar komt zijn blad oma aan. Ze straalt nog meer dan op aarde. Wat ziet ze er prachtig uit. Een warme omhelzing met veel liefde is wat hij voelt.
Maar dan… nee toch… ziet hij dat goed? Tim moet even iets wegslikken. Het is Japie die hem stralend aankijkt. Ja Tim, ik ben hier ook. Ik ben tegen een raam gevlogen en heb het niet overleefd. Een paar seconden kijken ze elkaar aan. De stilte is voelbaar. Dan is er een warme omhelzing en na nog een laatste blik vervolgen ze ieder hun eigen weg.
Aan het begin van de opleiding tot stervensbegeleider werd gevraagd om een leervraag te formuleren. Vrij snel was het helder, mijn leervraag zou worden:
“Aan het eind van de opleiding tot stervensbegeleider heb ik kennis en vaardigheden ontwikkeld om een gesprek aan te gaan over het leven na de dood met degene die in zijn/haar laatste levensfase zit.”
Echter naarmate de tijd verstreek en de opleiding verder vorderde bleek voor mij dat mijn leervraag een breder aspect bleek te hebben. Want om wie gaat het tijdens het stervensproces? Wie staat centraal? In mijn leervraag sta ik centraal. Daar schrok ik best van want ik wil er zijn voor die ander maar eigenlijk gaat het over mezelf. Al op jonge leeftijd ervaarde ik een Weten in mijn hart, een Godsvonk vanbinnen. Wetende dat het leven doorgaat na de dood. Ik realiseerde me dat ik het roodborstje ben, ik wil de ander mijn overtuiging meegeven. Mijn overtuiging dat er leven is na de dood. Dat roodborstje ….was ik zelf! En ineens begreep ik dat de weg van de mens ook ná de dood de verantwoordelijkheid is van die ander.