Sterven op een plek die je niet gekozen hebt. Geen plek hebben in de wereld, dakloos zijn, thuisloos zijn. Leven zonder home, waar hoort je heart dan? Als je je familie niet kunt vertrouwen, bij wie hoor je dan? Als je op straat wordt aangevallen en gewond rondzwerft, waar kun je dan terecht?
Mark Dekker heeft ervaring. Hij vertelt, aan zijn tafel in het zorgcentrum waar hij nu woont. Via het Leidse Straatpastoraat heeft hij laten weten dat hij zijn ervaringen graag wil delen.
Zijn verhaal begint met zijn ouders. Hoe ze elkaar ontmoetten na de Tweede Wereldoorlog. Hij Nederlander, zij Engelse. Liefde op het eerste gezicht en daarna een internationaal leven. In zijn jonge jaren is hij een geliefd kind. Geboren in Wassenaar, meeverhuisd naar Antwerpen, Londen, waar niet al. Erzatskind, noemt hij zichzelf. Geboren twee jaar na het overlijden van een broertje dat op tweejarige leeftijd verdronk. Zijn moeder riep hem vaak met de naam van zijn broertje.
In zijn volwassen leven woonde hij overal. ‘Toen werkte ik in Brussel.’ ‘Toen vloog ik vanuit Leipzig naar Ierland.’ Vliegen is een thema in Marks verhaal. Vliegrampen ook: dat moment dat je weet dat er geen houden meer aan is. Zoals hij zag gebeuren in zijn familie: toen hij ontdekte dat zijn ouders zich onwetend lieten oplichten door zijn oudere zus. Zus en zwager streken het geld op. Hij besefte dat er niets meer aan te doen was: zijn protest en zijn bezwaar konden niets meer uitrichten. De ruzie in de familie leidde tot een diepe breuk.
Going down, going down. En dan neergekwakt op de grond bijkomen. Ouders niet meer in leven. De band met broer en zus verbroken. Niets meer om naartoe te gaan.
Mark is zichtbaar aangedaan als het gaat om het overlijden van zijn moeder. ‘Ze gaf het gewoon op’ zegt hij. ‘Ze stopte met eten en drinken, en zo stierf ze.’ Hij laat me een foto zien van een bleke vrouw in een bed. ‘Het zou mooi zijn als er een parallelle wereld bestaat waar ik mijn ouders kan weerzien.’ Een plek om thuis te zijn. Om weer het kind van zijn ouders te zijn. Zoals het allemaal begon.
‘Maar ik ben blij met wat ik nu heb. Dit huis, het straatpastoraat.’ Hij wijst in zijn zonnige woonkamer. Dit zorgcentrum is nu Marks thuis. Hij beseft zijn sterfelijkheid in de omgeving waar vele mensen leven in afwachting van de dood. Maar er is iets dat hem op de been houdt. Een geloof in eerlijkheid.
‘Wees eerlijk in je communicatie,’ zegt hij. ‘Wees geen belediging voor de intelligentie van een ander en wees open over je emoties.’ Mark weet als geen ander hoe onherbergzaam het leven kan zijn als je niet open bent. Maar het kan altijd anders. De verbindingen met zijn ouders zijn verbroken door de dood; die met broer en zus door het leven. Maar het verlangen naar herstel leeft nog. Er is hoop zolang er leven is.
Foto: monument voor overleden daklozen in Den Haag.