In alle beschavingen en culturen heeft de mens behoefte aan vormgeven. Overal ter wereld zien we patronen, versieringen in hout, steen of textiel. Brunelleschi, een wijsgeer uit de 15e eeuw, zei al ‘dat het lijnenspel, zichtbaar gemaakte tekens zijn van heilige gebaren’. Hij moedigde aan het te leren begrijpen, omdat we dan kunnen meemaken hoe de wereld geschapen is.
Wat ik een mooie vorm vind, is de lemniscaat omdat het staat voor het oneindig in verbinding zijn van twee uitersten, die elkaar in het midden raken. Zolang ik me kan herinneren ben ik erdoor geboeid. Op jonge leeftijd al leerde ik breien en ik weet nog mijn verwondering over welke verrassing er verborgen zit in de draad en de lemniscaat-achtige lussen, als je er met naalden vormen van maakt. Ook in mijn werk als verpleegkundige antroposofische zorg, maak ik graag gebruik van vormen als ik de mensen aanraak met mijn handen bij de zogenaamde ritmische inwrijvingen. Ronde vormen om de schouder en de knie, en lemniscaten om de symmetrie en de heelheid van ons lichaam te laten ervaren.
Zo herinner ik mij een bewoner van het hospice waar ik gewerkt heb, die ik ritmische lemniscaatinwrijvingen gaf op zijn rug. Hij was een grote, nadrukkelijk aanwezige, zestigjarige ondernemer in de vleesindustrie met een stevige stem. Type ruwe bolster, blanke pit. Hij had botkanker door een tumor in zijn heiligbeen. Hij had veel pijn, dat was moeilijk voor hem en voor ons om aan te zien. Het beste leek om in stilte bij hem te zijn. Door die pijn, die weliswaar bestreden werd met pijnmedicatie, wilde hij niets van ‘massage’ weten. Omdat we elkaar wel konden waarderen, stond hij toch toe dat ik hem aanraakte. Ik wilde hem graag een ritmische ruginwrijving geven, vanwege de tumor ter plaatse, maar ook om met warme en zachte handen te bevestigen wat hij in zijn leven letterlijk ‘achter de rug’ had. Omdat hij niet in staat was om op zijn buik te liggen, lag hij op zijn zij. Met mijn volle hand maakte ik lemniscaten op zijn linker en rechter lichaamshelft, die elkaar in het midden van de rug ontmoetten. Dat gebeurde altijd in stilte, zodat hij goed kon voelen. Dat deed ik ook ter hoogte van het heiligbeen. ‘Wat doe je?’ zei hij nadien, ‘dit doet geen pijn!’ Ik vertelde dat ik juist heel zacht en voorzichtig de pijnlijke plek opzoek om ervoor te zorgen dat de energie er gaat stromen, wat hopelijk de pijn vermindert.
In betrekkelijk korte tijd werd onze stoere bewoner een kwetsbare man, omdat het ziekteproces zich razendsnel voortzette. De aanrakingen door ritmische lemniscaten ontving hij graag en leken wat beweging te brengen. Hij kon zich nu ook veel beter laten verzorgen.
Na vier weken is hij rustig ingeslapen, veel sneller dan wij tevoren gedacht hadden. Hij had nog zo graag langer geleefd, maar leek ook zijn lot te aanvaarden. Bij zijn leven was hij een aanwezige man geweest, maar bij zijn sterven ook. We waren er stil van. Velen van ons rouwden om het verlies van deze bijzondere man, met wie een echte verbinding was ontstaan.
Afbeelding uit: Vormtekenen van Dick Bruin