Achter elke deur waar ik kom speelt een uniek verhaal. In elke situatie zal ik een andere verzorgende moeten zijn en mij afvragen wat er in deze specifieke situatie nodig is. Soms is het maar iets kleins en ogenschijnlijk onbelangrijks. Maar als het ervoor zorgt dat iemand op zijn of haar geheel eigen wijze zoveel mogelijk zelfstandig kan zijn dan is dat toch van het grootste belang.
Mijn ochtend begint bij een cliënt met ernstig hartfalen, zijn energie is zeer beperkt en hij heeft een flinke wond aan zijn voet die dagelijks verzorgd moet worden. Ik help hem onder de douche waar we de wond mooi kunnen spoelen. Als meneer in de kleren is moet hij bijkomen en heeft dan weer wat energie om zijn dagelijkse bezigheden op te pakken.
Ik wip even binnen bij een mevrouw die in haar laatste levensfase is. Ze woont alleen, heeft een klein netwerk in het dorp en heeft besloten om thuis te sterven. Ze is al niet meer mobiel. De katheter is een paar dagen geleden ingebracht. Ik kijk of ze nog comfortabel ligt en misschien een slokje drinken wil. We praten niet veel, ze ligt wat te dommelen. Ik kom straks bij haar terug.
Mijn volgende stop is bij een boerderij buiten het dorp, een vader en een zoon leven hier behoorlijk geïsoleerd van de bewoonde wereld. Vader is weinig mobiel en kan niet veel meer zelf. Het blijft voor hem moeilijk dat hij zorg nodig heeft en weinig meer zelfstandig kan. Ik was en kleed hem volledig op bed en help hem met een lift in de rolstoel. Uit onmacht en frustratie moppert meneer veel op mij maar in de loop van tijd leren we elkaar kennen. Er kan nu af en toe een grapje af en soms krijg ik een vriendelijk kneepje in mijn arm. Er volgt een korte stop bij iemand van ver in de 90, hij redt zich behoorlijk goed zelf maar is meermaals gevallen bij het aantrekken van zijn broek. Ik sta naast hem als hij in de benen komt en stuur even bij als hij dreigt te vallen. Of er nog nieuws onderweg is, vraagt hij: Een stukje verderop zijn ze met de weg bezig, de bouw van de huizen verderop ligt stil vanwege de kou; even een paar minuten contact met de buitenwereld.
Ik ben een minuut of tien onderweg naar een vrouw van ver in de tachtig. Even tijd voor wat diepe ademhalingen, rustig worden. Mevrouw woont sinds het overlijden van haar man alleen in hun afgelegen woning. Mevrouw heeft veel gezondheidsklachten en wil al langer niet meer leven. Vanmiddag zal ze een tweede gesprek hebben met haar naasten en een arts over euthanasie. Ik help haar met wat kleinigheden. We zitten een poos aan de keukentafel en kijken naar de vogels bij de appelboom. Vanmorgen is daar weer de bonte specht. Zo hebben we al heel wat seizoenen zitten kijken. Later die week blijkt het de laatste keer te zijn geweest.
Nu komen mijn laarzen uit de auto. Door een drassig weiland en een modderpoel loop ik naar een vervallen woninkje zonder stromend water, ernstig vervuild. De deur is meestal open en ik stap over de volle vuilniszakken heen en ga op het puntje van een vieze bank zitten. Meneer is nuchter en vrolijk vandaag. We hebben wat flauwe grapjes en hij vertelt hoe het met de kalfjes van de buren gaat. Ik geef hem zijn medicatie en ik klos weer terug. Weer even diep ademhalen, ditmaal voor wat frisse lucht.
Ik ga terug naar de vrouw die, naar zo later blijkt, in haar laatste levensdagen is. Ik zit eerst even stil bij haar. Praten over sterven heeft ze steeds afgehouden. In plaats daarvan haalt ze herinneringen op waarbij haar ogen gaan stralen. Mooie, belangrijke momenten. Ik ben een uur bezig met het opfrissen en dreigende doorligplekken te verzorgen. Mevrouw heeft ontlasting gehad en ik zorg dat ze er weer lekker fris en schoon bij ligt. De behoefte aan eten en drinken is er niet meer, een klein slokje water wil ze en een hapje yoghurt, geen medicatie meer. Na de zorg is mevrouw uitgeput. Ze dommelt weg en ik ga stilletjes mijn gang. In de loop van de dag komen we nog een paar keer langs, een paar vrienden en de huisarts wippen aan ter ondersteuning. Een paar nachten later, een nicht die bij mevrouw waakt is even in slaap gevallen, slaapt mevrouw rustig in. Zo moest het zijn.
Er komt een berichtje van de wijkverpleegkundige, er is een nieuwe cliënt voor ons team, iemand met longkanker. De levensverwachting is hooguit een paar weken, of we direct de zorg op kunnen starten. Mevrouw komt op onze route, daar is weer ruimte.