Ik heb het nu al een paar keer meegemaakt en het went nooit. Ik lees dan de namen voor van kinderen die vermoord zijn. En ik doe dat in het midden van de winter als het buiten guur en koud is en als de kinderen in de intimiteit van de huiselijke kring het meest gemist worden. Voor me zitten de ouders met hun geschonden ziel en hun gebroken vertrouwen. Ik durf niet te kijken, want ik zie gekwetste levens voor me. Ze zoeken elkaar op wanneer het verdriet hun te machtig wordt, ook na tien jaar of langer geleden. Ze zijn hier om letterlijk het licht in het duister van hun bestaan te ontsteken bij de foto van hun kind dat vaak gruwelijk vermoord is. Ze willen dat de namen van hun dierbaren genoemd blijven worden. Want als dat niet meer gebeurt, zijn hun kinderen pas echt dood. Ik heb me dat nooit gerealiseerd, maar ik heb het van deze ouders geleerd: herdenken is niet de ene na de andere toespraak, herdenken is vooral het noemen van de namen en het ontsteken van het licht bij de foto van hun vermoorde kind.
Na de introductie van de voorzitter en onder stemmig harpspel is het mijn beurt. Ik noem drie kinderen bij de naam, ik lees telkens hun voornaam en achternaam op. De ouders staan op, lopen naar de foto en steken een kaars aan bij de afbeelding. Ik noem weer drie kinderen bij hun naam. En zo gaat het steeds verder. Als ik een naam heb voorgelezen, buig ik mijn hoofd en sluit mijn ogen. Ik kan het verdriet niet aanzien. En daardoor ontgaat me wat er rondom mij gebeurt. Telkens als ik de naam noem, vliegt er een vlinder boven mijn hoofd. En als ik nieuwe namen voorlees, voegt zich daar nog een vlinder bij. Ze zijn verdwenen wanneer de laatste naam hardop heeft geklonken.
Na afloop komen meerdere ouders naar me toe, zeer geëmotioneerd. Ze zeggen me wat er is gebeurd. En ze geven er een betekenis aan: alsof hun kinderen er toch even bij waren, vlinders als levende getuigen van vermoorde kinderen.
Deze column werd eerder geplaatst in KRO magazine 14-20 januari 2017