‘In 2014 hebben Dennis en ik een tweeling gekregen. Die werd te vroeg geboren: na 26 weken. Aanvankelijk zag het ernaar uit dat ze de grens van levensvatbaarheid (week 24, red.) niet zouden halen, want na 21 weken zwangerschap werd ik opgenomen met de mededeling “De kinderen kunnen elk moment komen.” En er werd voortdurend tegen me gezegd: “Ze gaan het niet redden.” Dat was een zware psychische last.
Ik heb het nog vijf weken volgehouden. Toen werden ze met een keizersnede gehaald: Liam en Mace. Liam had de moeilijkste start, daarom was de keizersnede nodig. Mace deed het prima, de eerste dagen. Toen kreeg hij een hersenbloeding. Na vijf dagen is hij overleden.
Het ziekenhuis wees ons op Stichting Make a Memory, die het mogelijk maakt dat er foto’s worden genomen om het sterven heen. Mede door de aanwezigheid van de fotograaf hebben we het sterven heel bewust beleefd. Het sterven duurde langer dan gedacht. We kregen de tijd. We hebben Mace nog een keer in bad gedaan. En hem na zijn dood in een wiegje gelegd.
De naam van Mace blijft bestaan. Naast die van zijn broer Liam, die het goed doet. Hij gaat nu naar groep 1 van de basisschool. We hebben daarna nog een dochter mogen krijgen. Over Mace blijven we praten, hij is er nog steeds. Zijn dood heeft ons als partners dichter bij elkaar gebracht. Het is een dierbare herinnering en de foto’s maken het leven van Mace door alle sterven heen tastbaar, ook vandaag. Hij is er nog steeds, in de foto’s, maar ook in een voetafdruk en in de as, die ik bij me draag in een armband. Dat is heel kostbaar.
We vinden het vanzelfsprekend om ook over Mace te praten. Dat geldt niet voor iedereen, we merken steeds weer dat vooral ouderen het moeilijk vinden om over hem te praten. Voor ons is dat niet zo. Hij hoort bij ons gezin.’
Leo Fijen interviewde Femke en Dennis voor Drempel, magazine over leven met sterven.
foto: Gerard Oonk