Oud-politicus Johannes Witteveen (97) verloor zijn zoon Willem bij vlucht MH17. Hij zal hem terugzien in de geestenwereld, net als zijn vrouw en een andere zoon, daar is hij als soefi van overtuigd. Over de laatste adem, de reis, een ongeziene wereld en het goddelijke licht. ‘Het geeft troost.’
Tekst: Frénk van der Linden en Pieter Webeling. Foto: Gerard Oonk
Op de middag van 17 juli 2014 belde zijn dochter Julie. Hij was thuis, in zijn Wassenaarse villa. Ze vroeg of hij het vluchtnummer wist.
‘Ik had geen idee,’ zegt hij. ‘Ik had ook nog niets gehoord op het nieuws. Julie is naar me toegekomen om mij te vertellen dat een toestel van de KLM was neergeschoten boven Oekraïne – de MH17. Mijn zoon Willem zat volgens haar in dat vliegtuig, samen met zijn vrouw Lidwien en zijn dochter Marit. Ik wilde het aanvankelijk niet geloven. Het leek mij allemaal heel onwaarschijnlijk. Het bleek wél zo te zijn. Daar was ik natuurlijk zeer door getroffen, maar toen heb ik mezelf voorgehouden: je moet dit accepteren. Dat is heel belangrijk, hè — dat je het direct acceptéért.’
Het klinkt als een wilsbesluit.
‘Dat was het ook.’
Johan Witteveen kijkt schijnbaar onbewogen voor zich uit, op de rode sofa van zijn werkkamer. Zijn stem is broos, zijn schouders zuchten onder de artrose, maar verder heeft de ouderdom nog amper vat op hem. Zijn hoogtijdagen als topeconoom liggen ver achter hem. In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw was hij minister van Financiën en voorzitter van het Internationale Monetaire Fonds.
‘Ik ben geen huiler,’ zegt hij. ‘Later heb ik wel momenten gehad dat ik daar dichtbij was, maar… nee. Tranen komen bij mij alleen als ik diep geraakt ben door een religieuze tekst of gebeurtenis. Tranen van ontroering. Dat is heel plezierig, heel mooi.’
En woede? Gevoelens van onmacht? Wrok?
Hij glimlacht. ‘Als je het lot accepteert, kun je niet meer boos worden. Ik heb nooit veel belangstelling gehad voor de acties om de man te vinden die de Buk-raket heeft afgevuurd. Dat kan me eigenlijk niks schelen. Het doet er niet toe: het was een soort oorlogsgebied, de situatie was verwarrend. Wel vervelend dat de identificatie lang duurde – de stoffelijke resten kwamen heel laat. Uiteindelijk zijn ze in kleine kring begraven, alledrie in één graf. Ik heb bij die gelegenheid nog wel soefi-gebeden gedaan, dat vond ik erg fijn.
‘Ik had een goede relatie met Willem. Na het gebeuren met vlucht MH17 kreeg ik hele mooie brieven van mensen die hem goed kenden en hem waardeerden enzovoorts. Ik leerde hem zo beter kennen – als een nobele man, buitengewoon begaafd. Behalve hoogleraar in het recht was hij ook muzikaal, en hij schilderde en schreef ook. Nota bene op de dag vóór zijn vertrek had Willem zijn boek ingeleverd bij de uitgever. De wet als kunstwerk heette het. Daarin probeerde hij muziek en recht bij elkaar te brengen – heel interessant. Ik had wel een iets intiemer contact met mijn zoon willen hebben, maar ik kan hem nu niet meer spreken of zien. Dat doet me wel verdriet. In die eerste maanden heb ik een paar keer kramp in mijn buik gevoeld. In je ingewanden zitten veel zenuwen, hè. Die reageren op spanningen en dergelijke. Verder kan ik me weinig van die periode herinneren.’
Hij kijkt ons recht aan. ‘Het is gebeurd. Ik begrijp het niet, ik kan het waarom niet overzien, maar de dood van mijn zoon zal zijn zin hebben. Het is een diep gevoel, een overgave, verbonden met mijn geloof en vertrouwen in die Ene Geest die alles beheerst.’
Witteveen is al sinds jaar en dag soefi. Het tafeltje voor hem is ingericht als altaar, met een brandende kaars, Indiase godsbeeldjes, een vaasje met rozen, een bruinrode kralenketting van barnsteen en het portret van geestelijk leider Inayat Khan, met daarnaast een foto van zijn zoon Willem met andere familieleden.
Kalm doceert hij over soefisme.
‘Het is een oude stroming van wijsheid, filosofie en psychologie die in het begin van de vorige eeuw door Inayat Khan naar het Westen is gebracht. Het soefisme is ook bekend bij moslims, maar wij gaan ervan uit dat het ‘universele soefisme’ ouder is dan de islam, omdat het stamt uit de Egyptische wijsheid. Het soefisme is verdraagzaam en omarmt álle wereldgodsdiensten, van het christendom en de islam tot het jodendom en het hindoeïsme. Elke religie draagt het goddelijke licht in zich. En: elk mens.
De eminence grise mediteert elke ochtend en avond. Vroeger stond hij ook op zijn hoofd, maar daar begint hij niet meer aan.
‘Ik doe wel ademhalingsoefeningen, omdat adem leven is. Zo probeer je je bewust te worden van de goddelijke kracht van die Ene – om te beantwoorden aan wat het leven je brengt en wat het leven van je vraagt. In het verleden heb ik grote politieke en economische verantwoordelijkheden gehad. Als ik dan ’s avonds mediteerde, vond ik vaak de rust en de balans om de oplossing voor een probleem te zien. Je staat in contact met een andere wereld, hè. Met een ruimere wereld. Het is ook troostend. Alle zorgen laat je weer even achter je.’
Een ouder die zijn kind overleeft – het zou bij kosmische wet verboden moeten zijn. Johan Witteveen beleefde het twéé keer. In 1979 verloor hij zijn andere zoon Paul, toen negentien jaar.
‘Dat was een hele trieste geschiedenis. Paul leed aan Hodgkin. We hadden hem naar een speciaal kankerziekenhuis in Houston gebracht, waar een Nederlandse specialist een extra sterke kuur had ontwikkeld. Erg pijnlijk en onaangenaam, maar na een jaar was Paul genezen. Hij kon naar huis. Ze gingen naar een kantoortje van de KLM om de terugvlucht naar Amsterdam te bespreken. Het klimaat in Houston kan verraderlijk zijn. Er stak ineens een vreselijke storm op. Toen heeft mijn zoon kou gevat. Doordat zijn afweermechanisme was vernietigd door die zware behandeling, kreeg hij allerlei complicaties, zoals een longontsteking. In allerijl moest hij weer terug naar het ziekenhuis. Ik was op reis en ben snel teruggekomen. Hij lag op de intensive care, aan zo’n ademapparaat. Vreselijk was het. Ik heb hem kort gezien. Daarna was het afgelopen.
‘Ik kon het aanvaarden. Ja. Net als bij Willem had ik het gevoel: blijkbaar moet het zo zijn. Paul had eerder verlammingen en vervelende dingen gehad, zijn gezondheid was niet zo goed. Ik dacht: misschien is het maar beter dat zijn leven eindigt, dat hij niet de moeilijkheden krijgt die ik voor hem zag aankomen. Mijn vrouw Liesbeth kon het veel moeilijker accepteren. Ze is daar een hele tijd ongelukkig over geweest. We zijn samen op reis gegaan, naar Noord-Italië, naar de meren en de bergen. Daar konden we goed over het verlies spreken. Ze kwam tot rust. Dat heeft onze relatie wel verdiept.’
Ook zijn vrouw was van jongsafaan soefi. In 1926 had zij Inayat Khan zelfs nog gezien en meegemaakt op een zomerschool in Suresnes, een plaatsje bij Parijs.
‘Haar vader was zo onder de indruk van de boodschap van de Indiase geestelijk leider dat hij in de buurt een huisje huurde. Zij was zes jaar. Ze kon niet alles precies begrijpen, maar ze vond het zo heerlijk om hem daar te zien! Dat heeft diepe indruk op haar gemaakt.’
Elf jaar geleden is zijn vrouw overleden.
‘Ze had al een paar moeilijke jaren gehad, met een pijnlijke heup, en op een dag was ze uit bed gevallen. Toen kon ze ineens niet meer spreken, niet meer eten, niet meer drinken. In die dagen heb ik steeds bij haar gezeten. Ik heb veel soefigebeden voor haar gedaan. Ze leefde mee, ze deed mee met de ademoefeningen, dan kom je toch tot een betere afstemming met die dood, hè. Soms viel ze even weg. Eén keer kreeg ze al een glimp van de andere wereld.’ Hij lacht. ‘Ze zei tegen mij: “Het is hier heerlijk! De overgang is moeilijk, maar het is goed als je er eenmaal bent. Je moet je geen zorgen maken, Johan.”’
Er valt een pauze.
‘Ze ademde zwaar. Ineens werd ze rustiger, stiller, steeds stiller… en toen blies ze haar laatste adem uit.’ Zijn stem breekt. ‘Zo mooi was dat, zo ongelooflijk mooi… De kinderen en ik hebben kaarsen en wierook aangestoken, want dit was een heel belangrijk geestelijk gebeuren.’
Is hij nu toch door emoties overmand?
‘Ja, het grijpt mij aan. Het is ontroering. Aan haar zijde voelde ik ineens: de worsteling is voorbij, de geest maakt zich klaar en gaat heen. Een prachtige dood.’
Waar is zij nu?
‘In de ongeziene wereld,’ zegt hij onomwonden.
Opnieuw zwijgt hij.
‘Treur niet, zei Inayat Khan ooit tijdens een toespraak bij een eredienst voor een overledene. “Treur niet over de geliefde die u ontvallen is. U bent op aarde, uw geliefde is in de hemel en moet zijn weg gaan. Dat is móói.” Het cultiveren van verdriet trekt de gestorvene juist terug naar het aardse, hè. Terwijl zij nu juist verder moet. Gun haar dat! Ook al is dat niet even makkelijk, natuurlijk. Maar het leven is zo rijk, ik heb nog zoveel te doen, meestal sta ik daar niet bij stil.
‘De ziel gaat met onze psyche en ons geheugen naar een andere dimensie – zij zijn djinns in de geestenwereld. Dat leeft voort. Ik zal mijn vrouw terugzien. Ik zal ook mijn zonen terugzien. Hoe precies, dat weet ik niet. Maar het geeft zeker troost.’
Hoe ziet hij zijn eigen einde?
‘Ik heb verklaard dat ik niet gereanimeerd wil worden. Voor een soefi is het zo: het is mooi om geboren te worden, maar het is ook mooi om te sterven. Dat betekent dat je ziel het aardse lichaam loslaat, je komt vrij – die reis wil je dan niet verstoren. Voor mij zal de dood straks een hoogtepunt zijn.’
uit: DREMPEL, magazine over leven met sterven