Ik maak een buiging voor mevrouw terwijl ik tegen haar zeg dat ik diep respect voor haar heb. Haar dochter, de jongste van drie kinderen, was net één jaar toen ze plotseling weduwe werd. Haar dochter is nu vijftig jaar. ‘Dus u bent al negenenveertig jaar weduwe?’, vraag ik haar.
‘Dat klopt, ik moest wel doorgaan, ik deed het voor de kinderen. Ik heb er eigenlijk nooit echt bij stil gestaan’, zegt mevrouw tegen mij. ‘Zo te zien heeft u het goed gedaan, volgens mij zijn uw kinderen heel trots op u’, zeg ik terwijl ik naar haar kinderen kijk. ‘Ik ben ook heel trots op mijn kinderen, dit is denk ik wat ze noemen moederliefde, ik kan het niet anders omschrijven’, zegt ze terwijl er tranen over haar wangen lopen. De kinderen houden het ook niet droog. Voor ik het weet zitten ze allemaal te huilen. Ik slik ook even een opkomende dikke keel weg en hoop dat ze deze periode in het hospice nog veel kunnen praten en samen afscheid kunnen nemen. De dagen erna geniet mevrouw van alle aandacht. Zij is een vriendelijke, lieve, bescheiden dame. In haar kamer zijn nog wat extra meubeltjes en schilderijen gebracht. Het ziet er gezellig uit. Op haar nachtkastje staat de trouwfoto, omringd met foto’s van haar kinderen en kleinkinderen. Ik zie een beeldje van een engeltje. Ik heb zelden zo een lief engeltje gezien. Als ik dit tegen mevrouw zeg, krijg ik een lieve glimlach. ‘Van mijn dochter gekregen, ik heb het al jaren, mijn beschermengel’, zegt ze. ‘Jouw vest past bij mijn schilderij’, ze wijst naar de muur waar een geschilderde pauw prijkt. Deze heeft ze zelf geschilderd, haar naam staat in een klein hoekje rechts onderin.
Helaas gaat ze sneller achteruit dan verwacht. De pijnen worden heviger. Haar verlangen naar haar man groter. Ondanks de coronamaatregelen, lees bezoekafspraken, laat ik enkele kleinkinderen toe om afscheid te nemen van hun oma. Twee dagen later overlijdt ze in het bijzijn van haar kinderen. De laatste zorg verlenen wij in het hospice. Voor de uitgeleide heb ik mijn blauwe vest aangetrokken. Ik denk dat mevrouw het wel gewaardeerd zou hebben.
Het is prachtig weer, het zonnetje schijnt. De kinderen, aanhang en kleinkinderen zijn naar het hospice gekomen. Ik besluit ons afscheidsritueel buiten op het terrein van het hospice te verzorgen. Na een moment van stilte en een klein gedichtje, lopen de kinderen en kleinkinderen achter de uitvaartauto aan. Er worden luchtkusjes gegeven en gezwaaid. Ik vraag aan haar kinderen of zij samen de kaars willen uitblazen. En zo staan zij samen met de armen om elkaars schouders naast elkaar. Opnieuw tranen, ik zeg tegen ze: ‘Ze is trots op jullie, vergeet dat niet’.
De kinderen gaan naar haar kamer om haar spulletjes op te ruimen. Ze willen liever niet nog een keertje terugkomen. Als ik daarna naar de kamer loop, om nog even te vragen of ik nog iets voor ze kan betekenen, kijkt de dochter mij aan en wijst naar het beeldje. ‘Dit engeltje is voor jou, ik hoop dat het jouw beschermengel wordt’, zegt ze. We nemen vervolgens afscheid van elkaar. Even daarna fiets ik in het zonnetje naar huis. Het engeltje heeft een mooi plekje gekregen.