Bert Buizert, is directeur Stichting STEM. Hij vindt het belangrijk om met elkaar naar wegen te zoeken om in contact te zijn over de laatste levensfase.
Je staat aan de wieg van het STEM®-gedachtegoed dat er van uitgaat dat ieder mens op zijn eigen manier sterft en dat er gelijktijdig wel degelijk patronen te onderscheiden zijn. Wat bracht jou op deze plek?
Ik werkte in 2007 voor het Transmuraal Netwerk Midden-Holland – een netwerkorganisatie, bemenst door zorgverleners van diverse organisaties. Met elkaar vormden ze ketens en ik was daar een van de programmamanagers. Ik hield me bezig met arbeidsmarktvraagstukken en één van de projecten in dat pakket was deskundigheidsontwikkeling van zorgverleners. Toen het project – dat toen nog niet STEM heette – opstartte vroeg men mij aan de slag te gaan met de ontwikkeling van scholing op dit gebied.
Ik kan natuurlijk zeggen dat dat goed bij mij paste, ik denk echter ook dat anderen blij waren dat zij het niet hoefden te doen. Want ook al waren we met dit onderwerp bezig, het was ook niet super makkelijk. Ik ben er gewoon ingerold. We hadden onze eerste projectvergadering, met onder anderen een oncologe, een geestelijk verzorger, iemand van het technologisch thuisteam. Allemaal mensen uit het veld. Allen onderschreven we het belang om tijdig te spreken over het levenseinde. Nu ben ik altijd van walk-the-talk dus de eerste vraag die ik stelde was: ´Fijn dat we vinden dat anderen over hun levenseinde na moeten denken, maar hoe denk je eigenlijk daar (voor je)zelf over?´ Dat genereerde zoveel energie dat we ook met groot gemak het opleidingsstuk van STEM verder konden ontwikkelen.
Hebben de talloze STEM bewustzijnstrainingen en inspiratie cycli die je in het hele land gegeven hebt je anders in het leven doen staan?
Ja. Dat heeft het zeker. Ik kijk naar het werk dat ik doe als een oefening in nieuwsgierig zijn, in mildheid, in het ontdekken van wegen om over dit onderwerp in contact te zijn. Ik vind het een heel relevant onderwerp en wil daar graag met mijn kwaliteiten een steentje aan bijdragen. Het is ook een grote oefening ten aanzien van mijn eigen levenseinde. Het leven en sterven dat mij is voorgedaan, met name in het overlijden van mijn vader, boezemde mij angst in. Ik vond dat hij onprettig en eenzaam naar zijn einde hobbelde. Ik snapte zijn onvermogen zich te openen op dit gebied wel, én ik raakte er ook behoorlijk van slag van. In zijn sterven heb ik me voorgenomen het ‘anders’ te doen, en daar oefen ik voor. En hoewel ik zijn verlegenheid soms ook nog in mijzelf ervaar, is het contact dat ik met anderen over dit onderwerp heb ook heel voedend voor mij.
Wat heb je geleerd uit de gesprekken en ontmoetingen met deelnemers aan jouw STEM® trainingen?
Het elkaar voeden is wederkerig. En ik leerde ook dat de diversiteit op individueel niveau nog groter is dan ik al dacht én de overeenstemming in patronen ook. Op een heel ander vlak heb ik ook veel geleerd. Zo ken ik de weerstand van mensen rond dit thema veel beter. Weerstand beschermt hetgeen kwetsbaar is. Ik ben daardoor vaardiger geworden daar wat oordeelvrijer mee te dealen. Weet passender mijn woorden te vinden. Gebruik timing, de kracht van beelden en muziek, van verhalen, en de kracht van het niet-willen. In het uitdragen van STEM, ben ik ook STEM geworden. Onlangs belde een man die op mij heel rationeel (in STEM-termen) over kwam. Zijn vrouw was al heel lang ziek en zij wilde niet meer leven. Dat vond hij zó afschuwelijk, want hij had toch de beste artsen van Nederland, Duitsland en Oostenrijk voor haar uitgezocht. Hij kende de labwaarden uit zijn hoofd. Hij deed alles voor haar. Hij putte hoop uit één honderdste procent vooruitgang. En zij was boos op hem omdat hij, nu zij het leven wilde beëindigen, pas échte aandacht voor haar kreeg. Hun werelden lagen uit ver elkaar. In mijn hoofd dacht ik letterlijk, dit is iets voor een relatietherapeut en ik had ook diep in mijzelf een oordeel over zijn handelen, over dat hij was gaan ‘doen’ in plaats van er voor haar te ‘zijn’. Toch lukte het me om af te stemmen op hem en ik vertelde hem dat ik een gerenommeerd instituut kende dat zich bezig hield met complexe rouwsituaties. Dit is taal die helemaal niet bij mij hoort. Voor hem echter was het precies wat hij nodig had. Een paar uur later belde hij of ik hem kon helpen wat hoger op de wachtlijst te komen.
Dit heb ik geleerd: beter signalen in mij onderkennen die geen betrekking hebben op die ander, maar die gaan over mijzelf. En me dan in die situatie afvragen hoe ik die ander zo goed mogelijk kan dienen.
Stichting STEM® gaat uit van vijf leefstijlen bij sterven gebaseerd op waardenoriëntatie. Wat is jouw stijl?
Ik ben onmiskenbaar een vertrouwende. Ik kijk op tegen de dokter, de dominee, de verpleegkundigen. Ik heb een sterke hang naar harmonie en het WIJ staat bij mij centraal. Veel praten er over thuis doe ik niet. Dat weten we wel van elkaar. Ik kan in mijzelf die diepe zekerheid voelen dat ze mij op het einde van mijn leven zullen dragen. Mijn vrouw (sterk neigend naar pro-actief) vindt mij als ik ‘zorg consumeer’ maar een ‘watje’. Volgens haar neem ik dan te weinig de regie in eigen hand. Toen zij afgelopen jaar hartstikke ziek was, was ik wel eens bang dat ze haar, met al haar eisen en wensen, maar een lastpak vonden en dat ze haar daarom wat minder goed verpleegden.
Wat zou jij in de komende jaren veranderd willen zien als het gaat om de zorg voor stervenden?
Ik vind het echt belangrijk dat we met elkaar wegen zoeken om de laatste levensfase te bespreken met mensen. De grootste winst is volgens mij te vinden bij mensen met een chronische ziekte die veel ‘behandeld’ worden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan mensen met COPD of chronisch nierfalen. Ik heb sterk de indruk dat hier contact (over de laatste levensfase) bedekt wordt door (be)handelen. Het lijkt soms net of je vooral géén contact er over mag hebben. Wie wel eens op een zaal waar gedialyseerd wordt kijkt, snapt dat mochten patiënten signalen uitzenden over hun levensvragen, die signalen onmogelijk opgevangen kunnen worden. Misschien sterker nog: dat het niet de bedoeling is dat ze signalen afgeven. Dat verstoort het werkproces!!
Daarnaast zou ik ook wel graag willen pleiten voor meer begripsontwikkeling bij zorgverleners rond het Rationele-type. In mijn jarenlange werk zie ik dat deze groep bij de handen-aan-het-bed-zorg bijna volledig afwezig is. En ik zie ook de verlegenheid bij zorgverleners hier mee te dealen. Als ik de uitvergrote Rationele laat zien is er altijd besmuikt (uit)lachen, gefronste wenkbrauwen en hoorbaar gepuf. Intervisies in bijvoorbeeld hospices gaan in 70 a 80% van de gevallen over Rationelen, terwijl ze maar 15% van de populatie zijn. Dat vind ik héél opvallend én het lijkt mij hanteerbaar te maken. Daarnaast vind ik dat we meer moeten doen aan het vinden van een antwoord op de vraag: wat is nu goede palliatieve zorg. Dat we dat ook leren normeren. En parallel daaraan gek genoeg ook dat we elkaar meer leren vertrouwen in dit werkveld, elkaar meer om hulp en ondersteuning vragen als we het in die palliatieve zorg even niet weten. En natuurlijk, er moet véél meer aandacht zijn voor de palliatieve zorg en voor het sterven in de basisopleidingen van elke zorgverlener.
Heb jij een boodschap voor de mensen?
Ja, die heb ik. Heel veel dingen in de zorg gaan intuïtief goed, daar heb ik geen enkele twijfel over. Gelijktijdig is goed contact met mensen niet een door God gegeven goocheltruc, het is namelijk ook gewoon te leren. Oefen met wat je moeilijk vindt. Praat met je collega’s over de momenten rond sterven die jou hebben geraakt. Open je voor anderen én leer vooral over wat je al goed doet en wat je beter kan in contact ten aanzien van de laatste levensfase. Je gewoon eens afvragen: Welke kansen op contact heb ik gepakt en welke heb ik laten lopen? Wanneer praat ik er nu bewust over? Wie geef ik nu een duwtje over dit onderwerp? Bij wie wacht ik juist af? Wanneer ben ik nu tevreden over mijn eigen rol in de palliatieve fase? Wanneer kan ik rustig in mezelf zijn als de cliënt mijn uitgestoken hand niet zag of niet kon pakken. Etc. Voor meer houvast en beeldmateriaal verwijs ik naar onze eLearning:
Wat betekent voor jou waardig sterven?
Waardig sterven is een veelkoppig monster. Waardig sterven is voor de Vertrouwende iets héél anders dan voor een Rationele en ook weer heel anders dan voor de Proactieve, etc. Volgens mij is waardig dat je kan gaan zoals jij het (al dan niet) voor ogen hebt. Dat je wordt gevoed met relevante informatie. Dat je aandacht krijgt van én je verbonden kunt weten met de mensen die verstand hebben van sterven. Waardigheid wordt bevestigd als anderen je toestaan het je op je eigen manier vorm te geven. En als je dát heel moeilijk vindt, dat ze je leiden – gidsen op de weg die mogelijk voor jou aantrekkelijk kan zijn.
Was is een hardnekkig misverstand dat bij mensen leeft over jou of Stichting STEM?
Dat STEM wáár is op inhoudelijk niveau, dat we erop gericht zijn iemand in het ‘goede’ hokje te plaatsen. STEM is voor mij veel meer een uitnodiging tot het in de schoenen van een ander gaan staan en dan is het gewoon handig als je de maat van de ander zijn/haar schoen een beetje kent.
Hoe kijk je aan tegen ons initiatief/onze stichting het Landelijk Expertisecentrum Sterven?
Met heel dierbare gevoelens, omdat ik telkens ervaar dat we werken vanuit eenzelfde bron. Wat natuurlijk een gevoel is dat zo past bij mij als Vertrouwende.