Ook al is ons bekend dat wij eens gaan sterven, toch blijft het lastig om deze werkelijkheid te leven. Maar wanneer je te horen hebt gekregen dat ziekte het leven langzaam weg zal nemen, daalt geleidelijk het besef van (on)eindigheid in. Opeens is er geen toekomst meer, er is vooral het nu. We worden naakt, kwetsbaar en puur. Alleen wat echt belangrijk is, blijft over. En dit is vaak het kleine, het alledaagse, dat iets groots blijkt te zijn: die hand in jouw hand, de vogels die zingen in de tuin, de mooie zonsondergang, de ruis in een relatie die in het aangezicht van de dood zijn opdringerigheid verliest. Zo vaak heb ik mensen horen zeggen dat zij veel intenser zijn gaan leven. De waarde ervan is toegenomen, evenredig met de aandacht voor wat is en voor wie is, voor het wonder eigenlijk.
Ook de omgeving gaat de dierbare zieke anders benaderen. Van hen krijgen zij meer warmte en aandacht, waardoor zijzelf én de naaste omgeving vaak meer in de liefde komen. Om deze reden wordt ook in het hindoeïsme gezegd, dat de laatste levensfase een kroon op je leven kan zijn. Juist in deze periode kun je veel karma verbranden.
Vorige week bezocht ik de condoleance van een jonge vrouw, waar ik dit met eigen ogen mocht zien. Er was liefde, er was dankbaarheid voor haar leven en voor wat zij daarin anderen had gegeven: hierop richtten haar naasten hun aandacht. Met ruim 900 anderen stond ik in de rij om haar man en kinderen te condoleren. “Wat wijs dat jij er bent”, zei hij. Een van zijn meiden danste om hem heen. Daags erna bedankte hij iedereen voor de overweldigende belangstelling in de vorm van bloemen, kaarten en berichten voor en na het overlijden van zijn vrouw. Zijn kinderen en hij voelden zich gedragen door alle blijken van aandacht.
Aandacht kan zo een brug zijn, van de een naar de ander, over het lijden heen. Zo vertelt spiritueel zorgverlener Kirsten DeLeo*1: “In ons zen-hospice lag eens een Japanse dame die haar huis niet verlaten had gedurende de laatste jaren van haar leven. Zij was bang voor andere mensen en voor de wereld. Toen duidelijk werd dat ze erg ziek was, moest ze wel uitreiken. En daar lag ze, in ons hospice, met mensen die de hele dag haar kamer in- en uitliepen. Ze had geen enkele controle meer over haar omgeving. Het interessante was dat ze haar deur nooit dicht had. In het begin keek ik alleen om het hoekje en vroeg of ze iets nodig had. ‘Nee, dank u’, antwoordde ze steevast. Maar naarmate de weken vorderden, wist ik stapje voor stapje de stoel naast haar bed te bereiken. We raakten in gesprek en op een gegeven moment keek ze me verbaasd aan en vroeg: ‘Waarom doe je dit werk? Waarom doen jullie allen dit werk?’ ‘Omdat we dit graag doen’, antwoordde ik. ‘Wij willen er voor u zijn.’ Ik vertelde haar wat mij had bewogen voor dit werk te kiezen. ‘Ik wist niet dat er mensen bestonden zoals jullie’, antwoordde ze. Haar hart barstte open door de aanwezigheid van al deze ‘openhartige’ mensen. Ze stierf uiteindelijk vredig, omgeven door een groep mensen. Het was zo’n serene en verheffende gebeurtenis.”
Aandacht kun je niet zomaar over de ander uitstorten. Ze is ook kwetsbaar, vraagt om verfijning, om een afstemmen. Zo vertelde verpleegundige Vera in Aan het sterfbed over een Marokkaanse jongen, ’s nachts aan haar zorg toevertrouwd. In de derde nacht die zij bij hem waakte, nam zij waar dat het leven uit hem wegtrok en wilde zij zijn vader en broers voorbereiden op zijn sterven. Maar niets wilden zij hiervan horen: hoe kon zij dit nu weten? In hun cultuur kun je de dood niet proclameren. Oh, wat had ze dit graag anders gedaan, want hoe goed bedoeld ook, haar waarschuwing paste niet. Sindsdien heeft zij veel bijgeleerd, vertelt ze.
In de laatste levensfase komt aandacht vaak ook uit onverwachte hoek. Van verzorgenden, verpleging of vrijwilligers bijvoorbeeld, die opeens deel gaan uitmaken van iemands dagelijks leven als het niet meer anders kan. Tijdens een schrijfdag voor (palliatieve) zorgwerkers verhaalden zij over het geluk in hun werk. Dit had altijd met aandacht en verbinding te maken. Van samen in de badkamer met een kop koffie in de hand wachten en kletsen tot de buik leeg is, tot het samen voor het raam staan en naar buiten kijken, beiden zwijgend en toch zo tevreden. Iemand anders schreef over haar hand op de arm van de ander, een woordeloos verstaan.
Hoe met aandacht de tijd zo kostbaar verstrijkt. Laatst schreef iemand me over de dood die het leven kan heiligen: “De oude dame lag al enkele uren met haar ogen gesloten en handen gevouwen op bed, verzonken in gesluimer. Haar ademhaling was rustig. Er was geen angst en ook geen zorg. Die jas had zij al uit gedaan. Terwijl de schemering intrad op deze winterse dag, vroeg de dame opeens: ‘Wie heeft het licht aangedaan?’ Een teken van overgang. Vlak erna slaakte zij een laatste zucht. Zij ging over en wij bleven zwijgen, om ’t moment zo sereen niet te ontwijden.”
Om stil van te worden en een tijdje “naar binnen te luisteren”, zoals Etty Hillesum*2 zo mooi schreef. Maar net als het sterven kan ook aandacht het leven ‘heiligen’, ben ik gaan geloven. Is het hele leven hier niet voor bedoeld? Het kan in kleine dingen zitten. In India, waar ik het nieuwe jaar mocht beginnen, groet men elkaar bij het komen en gaan met Namaste. Hierbij buigt men het hoofd en brengt de handen bijeen voor het hart: ‘Het Goddelijke in mij groet het Goddelijke in u’, wil het zeggen (of het goede). Een gebaar van aandacht en bekrachtiging, waarin hemel en aarde elkaar ontmoeten. Een uitnodiging om elkaar én onszelf tot zegen zijn. Al lerende.
*1: In het boek Hoe overleef ik mijn dood? van Korine van Veldhuijsen
*2: uit Het verstoorde leven van Etty Hillesum
Meer weten over het werk van Korine? bezoek haar website.