Uw bijdrage maakt het verschil!

Wij kunnen ons werk doen dankzij gulle donaties van fondsen en particulieren. Vindt u ons werk belangrijk voor de Nederlandse samenleving? Word dan ook donateur van de Stichting. Meer informatie
#Interviews

In Beeld: Rob Bruntink

de Redactie

18 december 2016

4 minuten lees tijd

In Beeld: Rob Bruntink

Rob Bruntink is journalist/auteur met palliatieve zorg als specialisatie. Eind 2016 vierde hij zijn twintig jarige bestaan als enige ‘palliatieve journalist’ op aarde. De redactie sprak met hem.

Is de stervende mens beter geworden van 20 jaar palliatieve zorg?

Ik zou graag volmondig willen kunnen zeggen dat de zorg rondom de stervende mens – een belangrijk aandachtsgebied van de palliatieve zorg – daadwerkelijk beter is geworden van alle ontwikkelingen en activiteiten van de afgelopen 20 jaar. De waarheid is echter dat we dat niet weten. Wat wel waar is, is dat de beschikbare kennis over pijn- en symptoombestrijding enorm is toegenomen. En dat al die kennis bereikbaar is geworden voor alle artsen, verpleegkundigen en andere zorgverleners. Is het niet direct – bij voorbeeld in richtlijnen, zoals ze op www.pallialine.nl staan – dan wel indirect, door de mogelijkheid om deskundige palliatieve hulp in te roepen via de consultatieteams palliatieve zorg die er overal in Nederland zijn. Maar of die kennis aangesproken wordt en het sterfbed van die individuele patiënt heeft verlicht? Ik kan het alleen maar heel erg hopen.

Wat heeft 20 jaar palliatieve journalistiek jou persoonlijk gebracht?

Er zijn lusten en lasten te noemen. De last-kant is er, omdat ik het bij tijd en wijle zwaar vind om zoveel, en al zolang, dagelijks met de dood bezig te zijn. Ik weet niet hoe ik in het leven zou staan als ik die 20 jaar niet over palliatieve zorg zou hebben geschreven, maar over kantklossen, motorsport of een ander miniem onderdeel van het maatschappelijke leven. Mogelijk brengt dit een bepaalde zwaarte met zich mee die van mij een minder vrolijke Frans heeft gemaakt dan anders.

Aan de andere kant, en daarmee kom ik aan de lust-kant, is het dagelijkse besef van – ook mijn eigen – sterfelijkheid er mogelijk ook de oorzaak van dat ik me erg bewust ben van de bijzonderheid van het leven. Bovendien maakt het mij ook erg bescheiden in het nadenken of het hebben van verwachtingen over de toekomst. Deo Volente (‘Als God het wil’) en Carpe Diem (‘Geniet van het heden’) zijn belangrijke en voor mij waardevolle richtsnoeren in het leven. Ik weet niet of ik die dank zij kantklos-journalistiek ook zou hebben gehad.

Heb jij een boodschap voor de mensen?

Jazeker. Door bijna voortdurend over palliatieve zorg te schrijven, hoop ik dat mensen meer gaan nadenken over de fase waarin zij deze zorg zullen nodig hebben. Ik heb voor allerlei organisaties – van KWF Kankerbestrijding en Pal voor u tot Unie KBO, in kranten en tijdschriften als Medisch Contact en Algemeen Dagblad – teksten over palliatieve zorg geschreven die daartoe zouden kunnen aanzetten: om na te denken over alle keuze-opties die op dat gebied bestaan, zoals waar wil ik zijn om te sterven, van wie wil ik zorg, wat zijn mijn gedachten over reanimatie, donatie of palliatieve sedatie, et cetera. Specifiek bij het aspect ‘vroegtijdig nadenken en praten over je dood’ geldt het willen uitdragen van een boodschap nog meer. Samen met mijn vrouw zijn wij daarom Bureau MORBidee gestart. Veel mensen vinden het moeilijk om over de dood te praten, terwijl het aan de andere kant evident is dat het zo zinvol kan zijn. Vanuit Bureau MORBidee maken wij gesprekshulpen die het praten over de dood kunnen vergemakkelijken, zoals Praatstenen, Kaartjes van Betekenis en Oog in Oog.

Is er een specifiek persoonlijke ervaring met sterven die jouw visie op sterven en dood heeft bepaald?

Ik kan er misschien wel eentje noemen die me mogelijk heeft bevestigd in mijn visie. Ik was al nooit bang voor de dood, of voor het sterven. Maar nadat ik in 2008 drie weken op een IC-afdeling op het randje van de dood had gelegen, voelde ik me er nog zekerder van dat ik niet bang voor de dood hoefde te zijn. Het idee dat ik aan de IC-tijd heb overgehouden is dat ‘leven’ en ‘dood’ niet zo drastisch gescheiden zijn als wij – in onze Westers cultuur – meestal denken. Dat vond ik een geruststellende gedachte.

Daarnaast heeft de ervaring me de ogen geopend voor de breedte van de dood. Voordien kwam ik de dood vooral tegen op een manier, waarbij die van afstand al tegemoet getreden kon worden. Met andere woorden: ‘dood’ was het einde van een proces van ziek zijn, ziek vanwege kanker, COPD, dementie of chronisch hartfalen bij voorbeeld. Door de IC-tijd realiseerde ik me veel meer dan voorheen dat er ook nog een acute dood bestaat. Een dood die je zomaar kan overvallen, ongeacht je leeftijd of je conditie. Des te belangrijker is het, vind ik, om je ervan bewust te zijn hoe bijzonder het iedere dag is dat je het einde ervan haalt. Ik probeer daar iedere dag in dankbaarheid aan te denken.

Voor meer informatie over het werk van Rob Bruntink bezoekt u zijn website.

Schrijf u in voor de nieuwsbrief en blijf op de hoogte.